Uiteenzetting Les 3: Onderwerp en hoofdgedachte

Nederlands
Schrijven: Uiteenzetting

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Schrijven: Uiteenzetting

Slide 1 - Tekstslide

Wat verwacht ik van jullie?
- Tijdens de lessen zijn de telefoons in de tas. Anders  een waarschuwing en eventueel innemen.
- Steek je vinger op als je iets wilt zeggen, dan geef ik je de beurt.
- Overleggen met de persoon naast je mag, maar zorg dat je de mensen aan andere tafels niet stoort.



Slide 2 - Tekstslide

Maar dat is nog niet alles
- Geen games, Netflix, Youtube of online shoppen tijdens de les, ook geen cadeautjes voor mij.
- Eerlijkheid: heb je iets niet af of loopt de planning in de soep, geef het dan op tijd aan, ik denk graag met jullie mee.
- Als ik aan het woord ben is het stil. Wanneer een klasgenootje iets vraagt of zegt, is het stil. 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Weet je het nog?
Een tekst voor een uiteenzetting kan geschreven worden in 4 verschillende tekststructuren:
  1. Verschijnsel-verklaringsstructuur
  2. Vraag-antwoordstructuur
  3. probleem-oplossingsstructuur
  4. vroeger-nu-toekomststructuur

Slide 14 - Tekstslide

1. Verschijnsel-verklaringsstructuur
Verklaringsstructuur. Hierbij geef je in de inleiding een verschijnsel. In het middenstuk geef je kenmerken, voorbeelden, oorzaken en effecten. In het slot geef je een samenvatting en een mogelijke toekomstverwachting.

Inleiding       Noemen verschijnsel

Kern               Kenmerken
                         Oorzaken
                         Gevolgen 

Slot                Samenvatting en verschijnsel in toekomst

Slide 15 - Tekstslide

2. Vraag-antwoord structuur
Vraag-antwoord structuur. Hierbij geef je in de inleiding een vraag en in het middenstuk de antwoorden. In het slot geef je een conclusie of samenvatting.

Inleiding       Hoofdvraag stellen

Kern               Antwoord deelvraag 1
                         Antwoord deelvraag 2
                         Antwoord deelvraag 3

Slot                Samenvatting/conclusie + antwoord op hoofdvraag  
                        uit inleiding

Slide 16 - Tekstslide

3. Probleem-oplossingsstructuur
Probleem-oplossing structuur. Hierbij geef je in de inleiding een probleem. In het middenstuk leg je vervolgens uit waarom dat een probleem is en geef je de oorzaken en gevolgen. In het slot geef je de oplossing.

Inleiding      Probleem introduceren

Kern              Waarom is het een probleem
                        Oorzaak
                        Gevolg

Slot                Mogelijke oplossingen

Slide 17 - Tekstslide

4. Vroeger-nu-toekomst
Verleden, heden, toekomst structuur. Hierbij introduceer je het onderwerp in de inleiding. In het middenstuk noem je hoe het vroeger, nu en in de toekomst zal zijn. In het slot geef je de conclusie.

Inleiding     Onderwerp aankondigen

Kern              Vroeger
                       Nu
                       Toekomst
 
Slot               Conclusie

Slide 18 - Tekstslide

Fase 1: orienteren
  • Bedenk samen (met je buurman/buurvrouw) een onderwerp waarover jullie een uiteenzetting zouden kunnen schrijven. Neem daar 5 minuten de tijd voor. 
  •  Bedenk het onderwerp, hoofdvraag en eventueel deelvragen.

    Slide 19 - Tekstslide

    Formuleer nu een hoofdgedachte (de kleinst mogelijke samenvatting van je tekst) in 1 zin voor een tekst met een verschijnsel-verklaringsstructuur. Benoem ook het gekozen onderwerp.

    Slide 20 - Open vraag

    Formuleer nu een hoofdgedachte (de kleinst mogelijke samenvatting van je tekst) in 1 zin voor een tekst met een vraag-antwoordstructuur. Benoem ook het gekozen onderwerp.

    Slide 21 - Open vraag

    Formuleer nu een hoofdgedachte (de kleinst mogelijke samenvatting van je tekst) in 1 zin voor een tekst met een probleem-oplossingsstructuur. Benoem ook het gekozen onderwerp.

    Slide 22 - Open vraag

    Formuleer nu een hoofdgedachte (de kleinst mogelijke samenvatting van je tekst) in 1 zin voor een tekst met een vroeger-nu-toekomststructuur. Benoem ook het onderwerp.

    Slide 23 - Open vraag

    Je hebt nu....
    • Inzicht in hoe de uiteenzetting eruit gaat zien....
    • Inzicht in de 4 fases van het schrijven....
    • Zelf een onderwerp voor een uiteenzetting verzonnen....
    • Hoofdgedachtes geformuleerd bij de 4 verschillende tekststructuren...


    Dit is het einde van deze les!

    Slide 24 - Tekstslide

    Volgende les
    Boek mee uit de leeslijst.

    Anders schrijfopdracht.

    Slide 25 - Tekstslide