Water 1

Thema A
* Introductie op het thema + par. 2
* Kahoot maken
Huiswerk: opdrachten 1 t/m 3

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema A
* Introductie op het thema + par. 2
* Kahoot maken
Huiswerk: opdrachten 1 t/m 3

Slide 1 - Tekstslide

water

Slide 2 - Woordweb

Wat is etymologie?
1.1: Ewa's achternaam is Capone. Is dat toeval denk je?

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Etymologie
  • Woorden zijn op een bepaald moment ontstaan of vanuit een andere taal in het Nederlands gekomen.
  • Het bestuderen van de herkomst en betekenis van woorden noemen we dus etymologie. Je kunt dit dus ook de historische verklaring voor een woord noemen.

Slide 5 - Tekstslide

Hoe komen woorden in talen terecht?
  • Via de brontaal - Nederlands, Duits en Engels zijn Germaanse talen en lijken daarom veel op elkaar. We noemen ze ook zustertalen.
  • Als Leenwoorden - op een later moment zijn woorden uit andere talen 'geleend'. Soms hoor je het meteen, soms zit het al zo lang in de taal dat je niet meer weet dat het een leenwoord is.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Welk woord is een leenwoord?

A
toetje
B
cadeau
C
vlieg
D
vijgen

Slide 8 - Quizvraag

Uit welke taal komt het leenwoord 'trottoir'?
A
Engels
B
Duits
C
Frans

Slide 9 - Quizvraag

Uit welke taal komt het leenwoord:
Yoghurt
A
Frans
B
Duits
C
Turks
D
Russisch

Slide 10 - Quizvraag

Uit welke taal komt het leenwoord:
sowieso
A
Russisch
B
Duits
C
Engels
D
Zweeds

Slide 11 - Quizvraag

Uit welke taal zijn de onderstaande leenwoorden afkomstig?
Arabisch
Duits
Frans
Engels
Latijn
matras, koffie, caravan
föhn, ober, sowieso
chauffeur, horloge, ambulance
flat, team, baby
museum, agenda,
datum

Slide 12 - Sleepvraag

welk woord is een leenwoord?
A
winkel
B
afbeelding
C
ambulance

Slide 13 - Quizvraag

Welk woord is géén leenwoord?
A
café
B
visite
C
graag
D
bureau

Slide 14 - Quizvraag

welke woorden zijn leenwoorden?
A
champignon
B
cijfer
C
cadeau
D
tafel

Slide 15 - Quizvraag

Wat ga je doen?
* Opdracht 1 t/m 3  maken, dit is je huiswerk voor 30 oktober.

Slide 16 - Tekstslide