deep fake

Leesvaardigheid
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Leesvaardigheid

Slide 1 - Tekstslide

  • Wat is een samenvatting?
  • Hoe maak je het beste een samenvatting? 
  • Verder herhaling van de theorie van dit schooljaar.
  • Tekstverbanden-hoe kun je ze het beste onthouden?
Herhaling/theorie hoofdstuk 5

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Link

Alinea
Ideële reclame
Tweedeling
Weerlegging
Inleiding
Driedeling
Welke begrippen horen er niet bij?

Slide 4 - Tekstslide

Vandaag:
  • Tekst lezen: tekst over deep fake.
  • Lees zo intensief mogelijk.
  • Afsluiten met quiz waarin vragen staan over de tekst.

Slide 5 - Tekstslide


Het gebruik van deepfake vind ik:
Grappig
Gevaarlijk

Slide 6 - Poll

Deep fake

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Link

Hoe lees je een tekst?
  • Eerst verkennend lezen en dan bedenken wat je al van het onderwerp weet.
  • Daarna nauwkeurig lezen. Vat elke alinea voor jezelf in 1 zin samen of onderstreep belangrijke info.
  • Kijk of je de betekenis van moeilijke woorden uit de tekst kunt opmaken.
  • Lees de vragen goed. Ga terug naar alinea waarnaar wordt verwezen!

Slide 9 - Tekstslide

  • Wat kom je na 30 seconden te weten over de tekst?
  • Hoe heb je het aangepakt? 
Lees de tekst Deep fake eerst verkennend.
timer
0:30

Slide 10 - Tekstslide

Lees de tekst Deep fake intensief
  • We doen straks in tweetallen een Socrative-quiz
  • Die quiz gaat over de tekst Deep fake, die je erbij kunt houden.
Lees de tekst eerst intensief en let op het volgende:
  • Tekstdoel
  • Inleiding
  • Onderstreepte woorden-wat betekenen ze?
  • Wat zijn de lichte en donkere kanten van deep fakes?
  • Conclusie en hoofdgedachte van de tekst.


timer
15:00

Slide 11 - Tekstslide

www.socrative.com
login
student login
room name=7E39EE51/enter name. Let op toegewezen kleur

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Link

1. Eigenlijk heeft deze tekst een inleiding van twee alinea’s. De cursief gedrukte alinea en de alinea met nummer 1. Inleidingen kunnen meerdere functies hebben. Welke functie heeft alinea 1?  
2. Woordenschat. Wat betekenen onderstaande (in de tekst onderstreept) woorden:





3. De schrijver zegt dat technologie lichte en donkere kanten heeft. Zoek uit in de tekst wat de schrijver als lichte kanten en wat als donkere kanten aanduidt.

4. Wat geeft de schrijver in de laatste alinea mee aan de lezer?
5. Geef nu in twee zinnen zo duidelijk mogelijk weer waar de hele tekst 
over gaat.

     


a.cliché van jewelste al. 2
b.laagdrempeliger al. 2
c.esthetiek al. 3
d.techschrijver al. 7
e.constateert al. 7
f.infocalyps al. 8
g.authentieke al. 8
h.nuance al. 8
timer
12:00

Slide 14 - Tekstslide

1. Een inleiding moet altijd aandacht trekken.
2.






3.  Donkere kanten:  We kunnen niet meer bepalen wat echt is of niet en twijfelen dus aan alles.
     Lichte kanten:  We kunnen ons eigen hoofd in een grappig clipje zetten, je kunt een digitale variant van jezelf maken die je overal kunt inzetten
4.  Conclusie:Nu denken we dat alles mogelijk is met technologie, straks denken we juist het tegenovergestelde en dat kan gevaarlijk zijn.
5.  Hoofdgedachte: Er komen steeds meer leuke en minder leuke mogelijkheden op het gebied van synthetische media. Waarschijnlijk onderschatten we wat de invloed daarvan is op de lange termijn.
cliché van jewelste=veelgebruikte uitdrukking
laagdrempelig=makkelijk toegankelijk
esthetiek=iets wat we kunnen bewonderen
techschrijver=iemand die bezig is met digitalte programma's
constateren=vaststellen
 (info)calyps komt van apocalyps-onheilspellende gebeurtenissen op gebied van informatie
authenthiek= origineel/echt/oorspronkelijk
nuance=klein verschil

Slide 15 - Tekstslide