V2 Taalverzorging 13: samenstellingen (tussenletters)


Welkom v2at!


Taalverzorging 13
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les


Welkom v2at!


Taalverzorging 13

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  1. 10 minuten lezen
  2. Taalverzorging 13: samenstellingen --> tussenletters
  3. Afsluiting en vooruitblik

Slide 2 - Tekstslide

10 minuten lezen

Slide 3 - Tekstslide

Taalverzorging 13

Doel: Je leert op welke manier samenstellingen geschreven worden in het Nederlands.


Slide 4 - Tekstslide

Samenstellingen

Slide 5 - Tekstslide

Samenstellingen 
  • Bestaan uit 2 of meer losse woorden die samen één woord vormen. 
  • Schrijf je aan elkaar om te laten zien dat ze bij elkaar horen. 
  • 2 zelfstandige naamwoorden kunnen een zelfstandig naamwoord vormen. Een zelfstandig naamwoord en een werkwoord niet. 
  • Let op voor klinkerbotsing/verkeerde uitspraak!

Slide 6 - Tekstslide

Samenstellingen met een tussenklank-s
Je schrijft de tussenklank-s als je die hoort in de samenstelling.
Dorp + gek = dorpsgek
Dorp + straat = dorpsstraat
Maar niet: dropsveter 

Slide 7 - Tekstslide

Tussenletter in samenstellingen

Slide 8 - Tekstslide

Samenstellingen
Je krijgt de tussen-n ook niet als:
  • Het eerste deel van de samenstelling geen meervoud heeft (snottebel, rijstevlaai)
  • Het eerste deel van de samenstelling verwijst naar iets waar maar 1 van is (zonnebril, maneschijn)

Slide 9 - Tekstslide

Samenstellingen Samengevat

Slide 10 - Tekstslide

Nog een keer: samenstelling
Een samenstelling is een woord waarin twee of meer woorden zijn samengeplakt. Schrijf samenstellingen altijd aan elkaar.

! De spellingscorrectie van Word herkent niet al deze woorden! 

Slide 11 - Tekstslide

Wat is juist geschreven?
A
zee egel
B
zeeegel
C
zee-egel

Slide 12 - Quizvraag

Wat is juist geschreven?
A
zomer vakantie
B
zomervakantie
C
zomer-vakantie

Slide 13 - Quizvraag

Wat is juist geschreven?
A
paardebloem
B
paardenbloem
C
paardesbloem

Slide 14 - Quizvraag

Wat is juist geschreven?
A
geboortekaartje
B
geboortenkaartje
C
geboorteskaartje

Slide 15 - Quizvraag

Wat is juist geschreven?
A
eisalade
B
eiersalade
C
eierensalade

Slide 16 - Quizvraag

Wat is juist geschreven?
A
maneschijn
B
manenschijn
C
maaneschijn

Slide 17 - Quizvraag

Wat is juist geschreven?
A
tarwekorrel
B
tarwenkorrel
C
tarweskorrel

Slide 18 - Quizvraag

Wat is juist geschreven?
A
bullebak
B
bullenbak
C
bullesbak

Slide 19 - Quizvraag

Wat is juist geschreven?
A
meningverschil
B
meningsverschil
C
meningenverschil

Slide 20 - Quizvraag

Wat is juist geschreven?
A
bruidsluier
B
bruidssluier
C
bruid sluier

Slide 21 - Quizvraag

Wat is juist geschreven?
A
bakkerzaak
B
bakkerszaak
C
bakker zaak

Slide 22 - Quizvraag

Maak de juiste samenstelling: fiets+winkel

Slide 23 - Open vraag

Maak de juiste samenstelling: bak+fiets

Slide 24 - Open vraag

Maak de juiste samenstelling: meisje+stem

Slide 25 - Open vraag

Maak de juiste samenstelling: hond+hok

Slide 26 - Open vraag

Maak de juiste samenstelling: kind+speeltuin

Slide 27 - Open vraag

Maak de juiste samenstelling: ziekte+kiem

Slide 28 - Open vraag

Maak de juiste samenstelling: moeder+kindje

Slide 29 - Open vraag

Maak de juiste samenstelling:
zon+bril

Slide 30 - Open vraag

Afsluiting en vooruitblik
Volgende les: maandag 13 november
  • Huiswerk: maken opdr. 1 t/m 5 (p. 51) én opdr. 1 t/m 4 (p. 54-55) + leren p. 50 en 54
  • Meenemen: laptop, leesboek, boek, schrift en pen
  • Programma: taalverzorging 12 (bijvoeglijk naamwoord)

Slide 31 - Tekstslide