HV3 H3 Sparen en lenen - les 2

SPAREN EN LENEN
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

SPAREN EN LENEN

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
  • Je kunt het rentebdrag over een spaar- of leenbedrag berekenen
  • Je kunt het ontvangen rentepercentage berekenen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning 
  • Vandaag: hoofdstuk 3, opdracht 3.1 t/m 3.5 
  • Dinsdag 27 oktober, 8e uur, lokaal 2.21: inhalen toets over hoofdstuk 1 + 2
  • Komende 3 weken hoofdstuk 3, af te sluiten met een toets (weging 2) in week 46 (donderdag 12 of vrijdag 13 november. 


Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leg in eigen woorden uit waarom sparen een voorbeeld is van "ruilen over de tijd"
timer
2:00

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ruilen over de tijd: sparen 
  • Geld is een ruilmiddel 
  • Sparen is het niet uitgeven van een deel van je inkomsten. Je stelt je besteding uit

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De rente op je spaarrekening is hoger dan de inflatie. Hierdoor neemt je koopkracht ....
A
Af
B
Toe
C
Blijft gelijk

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de mediaan van
onderstaande reeks van getallen?
1, 2, 7, 9, 10, 15
timer
1:00

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
Opdracht 3.1 t/m 3.5 


Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 3.2 (bron 3.1) 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

REKENEN MET PROCENTEN

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Je kunt met procenten rekenen bij economie:
  • een getal berekenen met procenten
  • een percentage berekenen
  • een verschil in procenten berekenen

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Video

Deze slide heeft geen instructies


Hoeveel is 25% van 164?

Slide 13 - Open vraag

16 - Domein: verhoudingen
Het onderwerp ‘berekeningen uitvoeren met procenten’ kent geen verschillen ten opzichte van 2F.

Fred krijgt 25% korting op alles. 
Hoeveel euro moet hij betalen?  

Slide 14 - Open vraag

43 - Domein: verhoudingen (antwoorddia)
Rekenen met procenten kent geen specifieke verschillen ten opzichte van 2F.
Met welke formule bereken je de stijging, groei, afname of daling in procenten?
A
nieuw-oud : oud x 100
B
(nieuw-oud) : oud x 100
C
(oud - nieuw) : 100
D
(deel : geheel) x 100

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel procent is 672 van 1.200?
A
0,56 %
B
5,6%
C
17,8%
D
56 %

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je wilt een Vespa Sprint kopen. Je krijgt 31% korting. De oude prijs is €1.249,85. Hoeveel € korting krijg je?
A
€ 31
B
€ 387,45
C
€ 862,40
D
€ 421,99

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik koop een nieuwe smartwatch voor 300 Euro. Ik krijg 45 euro korting, hoeveel procent is dit?
A
30%
B
15%
C
25%
D
10%

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Heb je nog meer oefening of uitleg nodig voor het berekenen van een percentage?
A
ja
B
nee

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig werken
Opdracht 3.6 tot en met 3.10 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk de uitleg in de video
Klik hier om de video te bekijken.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een percentage berekenen
Formule: wat : waarvan x 100 (of deel : geheel x 100)
Voorbeeld: De bevolking bestaat uit 16,5 miljoen inwoners. Er zijn 400.000 inwoners werkloos.
Hoeveel procent van de bevolking is werkloos?
➢ Wat = wat wil je berekenen? Dat is 400.000 inwoners
➢ Waarvan = het totaal en is 100%, dat is hier 16,5 miljoen
➢ Formule invullen
➢ 400000 : 16500000 = 0,0242424
➢ Let op achter 165 komen 5 nullen, als je er 6 nullen achter zet staat
er 165 miljoen.
➢ 0,0242 X 100= 2,42%
➢ Antwoord = (afgerond op twee decimalen: ) 2,42%

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld
Stel, je inkomen per maand is € 250. Je geeft € 50 uit aan kleding. Hoeveel procent van je inkomen geef je uit aan kleding?

WAT wil je weten in procenten? € 50
WAARVAN wil je dit weten? € 250
50 : 250 = 0,2
0,2 x 100 = 20%

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

EEN VERSCHIL IN PROCENTEN BEREKENEN

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een prijsverschil in procenten berekenen

  1. Reken het prijsverschil in euro’s uit.
  2. Deel het prijsverschil door de prijs waarmee je het vergelijkt.
  3. Vermenigvuldig de uitkomst met 100 en zet er het %-teken achter.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Formule
(Nieuw - oud) : oud x 100%

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld
Een Peugeot scooter kost € 2.129. 
Een Kymco scooter kost € 1.749.

Hoeveel procent is de Peugeot duurder dan de Kymco?

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies