Relaties les 2

Relaties - les 2
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Relaties - les 2

Slide 1 - Tekstslide

Mensen zijn sociale wezens 


Wij hebben  contact met andere nodig

Slide 2 - Tekstslide

Veel mensen bij elkaar geeft soms groepsdruk

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Positieve groepsdruk
Negatieve groepsdruk
Iemand helpen,
omdat je vriend
dat ook doet
Iemand een compliment geven,
omdat iemand jou er ook een gaf
Pesten
Iets vervelends bij iemand terug doen, omdat hij dat ook bij jou deed.
Iets vervelends zeggen, omdat iemand anders dat wil

Slide 5 - Sleepvraag

Persoonlijke relaties

Zakelijke relaties
Betekenis relatie: elke situatie waarin er contact is tussen personen

Slide 6 - Tekstslide

Zakelijke relatie 
Persoonlijke relatie

Slide 7 - Sleepvraag

Zakelijke relatie
Persoonlijke relatie
Verplichtingen
Gevoelens
Afspraken
Vrienden
Buschauffeur
Ouders
Je baas
Je trainer

Slide 8 - Sleepvraag

Persoonlijke relaties
  • Gebaseerd op gevoelens van vriendschap en/of liefde
  • Persoonlijke relaties heb je met vrienden, familie of partner

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Wat betekent het voor jou wanneer je verliefd bent? Duid aan wat voor jou klopt!
A
dag en nacht aan die persoon denken
B
jaloers zijn als hij / zij met iemand anders praat
C
kriebels krijgen als hij / zij naar je lacht
D
iets anders

Slide 11 - Quizvraag

Moeten verliefde mensen alles samen doen?
A
JA
B
NEE

Slide 12 - Quizvraag

Mag je nog (andere) vrienden hebben wanneer je verliefd bent?
A
JA
B
NEE

Slide 13 - Quizvraag

Wat komt meestal na lange tijd samen zijn?
A
VERLOOFD ZIJN
B
TROUWEN
C
SCHEIDEN
D
SAMENWONEN

Slide 14 - Quizvraag

zich verloven
=  aan elkaar beloven dat je gaat 
  • trouwen en samenwonen
  • voor elkaar gaat zorgen
  • bij elkaar blijft voor de rest van je leven

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Wat mag/moet?

A
Je mag niet met iemand anders zijn getrouwd.
B
Je moet weten dát je trouwt (vb? niet dronken zijn)
C
Je moet 18 jaar of ouder zijn
D
Je mag niet trouwen met broer/zus, vader/moeder, opa/oma of eigen kinderen

Slide 18 - Quizvraag

Het aanzoek
''Wil je met mij trouwen?''
  • Je vraagt de vader van jouw vriendin of je mag trouwen.
  • Je vraagt jouw vriend(in) of hij/zij wil trouwen.

Slide 19 - Tekstslide

De trouwjurk

De bruid

De meeste trouwjurken zijn wit. De kleur wit staat voor schoon en zuiver.








Slide 20 - Tekstslide

Het trouwpak

De bruidegom

Het trouwpak van de man heeft meestal de kleur:

blauw, grijs, zwart of wit.


Slide 21 - Tekstslide

Ja, ik wil
Trouwen

Slide 22 - Tekstslide

Homohuwelijk
Sinds 2001 is het homohuwelijk wettelijk mogelijk in Nederland
Nederland was daarmee het eerste land ter wereld waar mensen van hetzelfde geslacht met elkaar mochten trouwen.
Veel landen volgden, maar het is nog geen vanzelfsprekendheid in een groot deel van de wereld.

Slide 23 - Tekstslide

Trouwkaart sturen
Als je gaat rouwen stuur je een kaart naar: 
  • vrienden;
  • vriendinnen; 
  • kennissen;
  • collega's.

Slide 24 - Tekstslide

Vrijgezellenfeest
Feest met vrienden (man) en vriendinnen (vrouw)
  • Mannen en vrouwen vieren dat ze nog vrijgezel zijn
  • Ze hebben een feest met hun vrienden en vriendinnen

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

De bloemen corsage
De bruidstaart

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Scheiden
De rechter moet toestemming geven om te scheiden.
Soms moet er alimentatie betaald worden aan de ex-partner.

Slide 29 - Tekstslide

Wil jij later trouwen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Poll

Een bruiloft mag veel geld kosten.
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Poll

Ben jij weleens op een trouwfeest geweest?
Ja
Nee

Slide 32 - Poll

Zakelijke relaties
  • Gebaseerd op verplichtingen en afspraken
  • Functionele relaties heb je met je baas, je leraar of je trainer

Slide 33 - Tekstslide