H1.2 Zuivere stoffen en mengsels

H1.2 Zuivere stoffen en mengsels
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H1.2 Zuivere stoffen en mengsels

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt het verschil aangeven tussen zuivere stoffen en mengsels. 
  • Je kunt uitleggen wat een molecuul is en uit welke soorten moleculen zuivere stoffen en mengsels bestaan.
  • Je kunt oplossingen en suspensies onderscheiden. 
  • Je kunt uitleggen wat een emulsie is.

Slide 2 - Tekstslide

mengsels
De meeste stoffen die je thuis tegenkomt, zijn mengsels. 
Dat zie je meteen als je kijkt op de verpakking van een voedingsmiddel of een medicijn. 
Daarop staat een lijst met de verschillende stoffen die in het product zitten. Die stoffen noem je ingrediënten.

Slide 3 - Tekstslide

Mengsel



Icetea bestaat uit meerdere stoffen dit noemen we een mengsel.
 

Slide 4 - Tekstslide

'Zuiver' bronwater
Op een fles bronwater kan staan dat er ‘zuiver bronwater’ in de fles zit. Toch is bronwater geen zuivere stof. Er zitten allerlei opgeloste stoffen in het water, zoals je ook op het etiket kunt zien. Het woord ‘zuiver’ betekent in dit geval dat het water niet is vervuild met gevaarlijke stoffen of bacteriën. Je kunt het zonder gevaar voor je gezondheid drinken.

Slide 5 - Tekstslide

zuiver bronwater

Slide 6 - Tekstslide

welke stoffen in je huis denk je dat een "zuivere stof" is?

Slide 7 - Open vraag

   Zuivere stof
Je vindt in huis maar enkele zuivere stoffen. Een voorbeeld van een zuivere stof is kristalsuiker. In een pak suiker zit alleen maar moleculen suiker; er zitten geen andere stoffen doorheen. Ook keukenzout is een zuivere stof, als er tenminste geen jodium aan is toegevoegd (figuur hiernaast)

Slide 8 - Tekstslide

Er zijn verschillende soorten mengsels



- Oplossing
- Suspensie
- Emulsie

Slide 9 - Tekstslide

Oplossingen
Als je suiker in een glas heet water doet en even roert, zie je dat de suikerkorreltjes verdwijnen. Je zegt dat de suiker oplost in het water. Het mengsel dat je zo krijgt, noem je een oplossing. Water is hierbij het oplosmiddel, suiker de opgeloste stof. De suiker is niet echt verdwenen. Dat merk je als je het water proeft: het smaakt nu zoet. 
 

Slide 10 - Tekstslide

Oplosmiddel
 De vloeistof waarin een bepaalde stof is opgelost is het oplosmiddel.  
Water wordt hiervoor het meest gebruikt.


Slide 11 - Tekstslide

Oplossing = helder
vast, vloeibaar of gas in vloeibaar oplosmiddel
moleculen zitten door elkaar heen

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

oplosmiddel
= een vloeistof waar je een andere stoffen in kan oplossen

hangt van stof af die je wilt oplossen welk oplosmiddel je het beste kan gebruiken

Slide 14 - Tekstslide

Oplossingen herkennen
  • Oplossingen zijn altijd helder. Je kunt erdoorheen kijken. Water is helder en kleurloos, ook als je er suiker of zout in hebt opgelost. 
  • Een oplossing kan wel een kleur hebben. Thee of icetea zijn hier goede voorbeelden van. 
  • Oplossingen blijven ook altijd goed gemengd. Laat je een fles frisdrank een jaar in de kast staan, dan blijft de frisdrank goed gemengd.

Slide 15 - Tekstslide

oplosbaarheid van een aantal stoffen in water bij 200C

Slide 16 - Tekstslide

werkboek
maken H 1.2  vr 1 t/m 16.

Slide 17 - Tekstslide

Suspensie = troebel

Vaste stof opgelost in een vloeistof


Slide 18 - Tekstslide

Suspensies herkennen
  •  Als een mengsel troebel (ondoorzichtig) is, kan het dus geen oplossing zijn maar een suspensie
  • Verf bijvoorbeeld is geen oplossing, maar een suspensie: dat is een vloeistof waarin een fijn verdeeld poeder zweeft. Verf ontmengt; het poeder zakt na verloop van tijd naar de bodem van het blik. Daarom moet je verf roeren voor gebruik. Staat op een verpakking ‘schudden voor gebruik’ of ‘roeren voor gebruik’, dan bevat het waarschijnlijk een suspensie.

Slide 19 - Tekstslide

Voorbeelden van suspensies: 
  • Verf   = een suspensie van kleurstoffen in water of terpentijn  
  •  
  • Roomijs (bevroren) = een suspensie van microscopische  (vaste) ijskristallen in room  
  •  
  • Sinaasappelsap = een suspensie van vruchtvlees in vruchtensap  
  •  
  • Krijtwater   = een suspensie van fijnverdeeld krijt in water. 
  •  
  • Modder   = een suspensie van zand en water.
  •  
  • Klei      = steendeeltjes in wate
 

Slide 20 - Tekstslide

Emulsie
  • Mengsel verschillende vloeistoffen
  • Troebel
  • Tweelagensysteem
  • Emulgator

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Proefje blz 19. 
Loop naar de keuken en pak een glas. Doe er water in.
Pak dan een fles olie (olijf of zonnebloem of i.d)
giet de olie bij het water.
wat zie je ? Ga hard roeren en laat het 5 minuten staan, wat zie je?
Pak nu afwasmiddel en doe er 4 druppels in. roer goed, wat zie je nu? 

Slide 23 - Tekstslide

Mengsels
Oplossing:  heldere vloeistof, zakt niets naar de bodem

Suspensie: een mengsel waar je NIET doorheen  kunt  kijken                                van een vaste stof in een vloeistof. vaste stof zakt                                naar de bodem

Emulsie: twee vloeistoffen die niet mengen. ze kunnen alleen                           gemengt worden met een emulgator.
                        

                      

Slide 24 - Tekstslide

3 belangrijke mengsels
suspensie
oplossing
emulsie

Slide 25 - Tekstslide

zelf aan het werk
maken van H 1.2 vraag 16  t/m 27

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Welk stelling is waar?
A
Een zuivere stof bestaat uit meer dan één stof
B
Een zuivere stof bestaat uit precies één stof
C
Sommige zuivere stoffen bestaan uit één stof, sommige uit meer

Slide 28 - Quizvraag

Zijn de zinnen juist of onjuist?
I Een oplossing is altijd helder.
II Een suspensie is doorzichtig.
A
Beide zinnen zijn juist
B
Zin I is onjuist, zin II is juist
C
Zin I is juist, zin II is onjuist
D
Beide zinnen zijn onjuist

Slide 29 - Quizvraag

Een suspensie is een
A
Mengsel van twee vloeistoffen
B
Mengsel van twee vaste stoffen
C
Mengsel van een vloeistof en een vaste stof
D
Een zuivere stof

Slide 30 - Quizvraag

Maak de zin kloppend.
Je hebt een flesje gevuld met limonade. Na een halve dag zie je dat de limonade er nog hetzelfde uitziet als toen je het flesje vulde.
De limonade is een ……………………...

Slide 31 - Open vraag

Zijn de zinnen juist of onjuist?
I Een suspensie is altijd troebel.
II Een oplossing is altijd een mengsel.
A
Beide zinnen zijn juist
B
Zin I is onjuist, zin II is juist
C
Zin I is juist, zin II is onjuist
D
Beide zinnen zijn onjuist

Slide 32 - Quizvraag

Maak de zin kloppend.
Op sommige verpakkingen kun je lezen ‘schudden voor gebruik’.
Het product dat in de verpakking zit is een …………………………...

Slide 33 - Open vraag

Jan heeft twee reageerbuisjes. In het eerste doet hij zout en in het tweede zand. Hij vult de reageerbuisjes vervolgens met water en schudt ze goed.
Hoe noem je mengsels die zo ontstaan?
A
in beide reageerbuisjes zit een suspensie
B
in eerste reageerbuisje zit een suspensie, in de tweede een oplossing
C
in eerste reageerbuisje zit een oplossing, in de tweede een suspensie
D
in beide reageerbuisjes zit een oplossing

Slide 34 - Quizvraag

Water met zout erin is een
A
Suspensie
B
Oplossing

Slide 35 - Quizvraag

Sinaasappelsap met vruchtvlees is een ...?
A
Oplossing
B
Suspensie

Slide 36 - Quizvraag

Aan het werk
Je gaat nu H 1.2 afmaken. 

Slide 37 - Tekstslide

Filtreren
Vaste stof scheiden van vloeistof 
Dit kan bij een suspensie

Filter

Residu - blijft achter in filter
Filtraat - gaat door filter heen

Slide 38 - Tekstslide

Extraheren
Scheiden door gebruik te maken van een verschil in oplosbaarheid van vaste stoffen

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Je kunt geur- en smaakstoffen uit plantendelen halen door ze in een geschikt oplosmiddel te leggen.
Hoe noem je deze manier om stoffen uit planten te winnen?
A
filtreren
B
extraheren
C
oplossen

Slide 42 - Quizvraag

Wat is het residu als je koffiezet met een koffiezetapparaat?
A
de gemalen koffie die je uit het pak in het filter schept
B
het hete water dat op de gemalen koffie druppelt
C
pas gezette koffie in de kan onder het filter
D
het koffiedik wat in het filter achter blijft

Slide 43 - Quizvraag

Welk van onderstaande dranken maak je door te extraheren?
A
limonade
B
wijn
C
thee
D
cola

Slide 44 - Quizvraag

Wat is het filtraat als je koffiezet met een koffiezetapparaat?
A
de gemalen koffie die je uit het pak in het filter schept
B
het hete water dat op de gemalen koffie druppelt
C
pas gezette koffie in de kan onder het filter
D
het koffiedik wat in het filter achter blijft

Slide 45 - Quizvraag

Huiswerk / Opdrachten maken
Wat: lees paragraaf 1.2 en maak de online opdrachten   
Hoe: helemaal stil! muziek mag in!   
Hulp: Geen   
Tijd:  tot 5 minuten voor tijd
Huiswerk: opdrachten 1 tm 9 van paragraaf 1.2 & Test jezelf  1.1
Klaar?: ga bezig met een ander vak! 

Slide 46 - Tekstslide