Stofwisseling_Examentraining les 12

• Biologie
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

Heb je specifieke vragen? Zijn er onderwerpen die beslist nog even aangesneden zouden moeten worden tijdens deze examentraining? Probeer zo specifiek mogelijk te zijn.

Wat verwacht je van deze examentraining? Hoe wordt de opbrengst voor jou zo hoog mogelijk?

Wat is de invloed van progesteron op de eisprong?

1. De eisprong wordt gestimuleerd
2. De eisprong wordt geremd

Bekijk de stamboom.
Zwart haar is dominant, blond haar is recessief.

Hoe erft de haarkleur over als je de stamboom bekijkt?

1. Autosomaal
2. X-chromosomaal
3. Kan beide

Van welke samenlevingsvorm is er sprake in het volgende voorbeeld:
Tijgermug verspreidt het Chikungunya-virus, maar wordt er zelf niet ziek van.

1. Commensalisme
2. Competitie
3. Mutualisme
4. Parasitisme

Endosymbiose
Volgens de endosymbiose-theorie zouden sommige celorganellen, waaronder mitochondrieën, ontstaan zijn uit oerbacteriën die in al dan niet gewijzigde vorm nog steeds met deze cellen in symbiose verkeren.

Van welk type symbiose is hier sprake, gelet op de functie van mitochondriën in de cel?

1. Commensalisme
2. Mutualisme
3. Parasitisme

In welk diagram is er sprake van hyperpolarisatie?

1. Diagram 1
2. Diagram 2
3. Diagram 3

De hoeveelheid neurotransmitter, die per tijdseenheid door een bepaalde zenuwcel in een synapsspleet wordt gebracht, is niet constant.
Waar hangt deze hoeveelheid vanaf?

1. De sterkte van aankomende impulsen.
2. De frequentie waarmee impulsen aankomen.
3. De herkomst van aankomende impulsen.

Het hormoon insuline is een eiwit. Indien iemand een tekot aan insuline heeft, kan dit tekort worden aangevuld door dit hormoon in te spuiten. De concentratie van insuline in het bloed kan niet worden verhoogd door dit hormoon via de mond in te nemen. De verklaring hiervoor is dat:

1. insuline in het darmkanaal wordt verteerd
2. insuline de werking van de lever beïnvloedt en niet die van het darmkanaal
3. insuline, direct na opname in het bloed vanuit het darmkanaal, in de lever komt, waar het wordt afgebroken
4. toename van de insulineconcentratie in de dunne darm de afgifte van insuline door de alvleesklier remt

Welke uitspraak klopt?
Het enzym amylase dat in pancreassap van de mens voorkomt:

1. zet zetmeel om in een stof die gemakkelijk in het bloed kan worden opgenomen
2. voltooit de vertering van koolhydraten
3. zet glucose om in amylose
4. zet bepaalde polysachariden om in disachariden

Welke kleppen zijn geopend tijdens de systole van de kamers?

1. Alleen hartkleppen
2. Alleen halvemaanvormige kleppen
3. Zowel hartkleppen als halvemaanvormige kleppen

Bij een mens komt een rode bloedcel, die het hart verlaat, meestal door 1 haarvatennet, voordat deze cel terugkomt in het hart.

Een uitzondering hierop vormt een rode bloedcel die terecht komt in

1. darmslagader
2. kransslagader
3. leverslagader
4. longslagader

Een afname van de lichtintensiteit zorgt uiteindelijk voor een

1. hogere protongradiënt
2. lagere protongradiënt
3. zelfde protongradiënt

Bij een afname van de lichtintensiteit wordt er

1. evenveel NADPH gevormd
2. minder NADPH gevormd
3. dezelfde hoeveelheid NADPH gevormd

Bij welke omzetting of bij welke van onderstaande omzettingen wordt vrijkomende energie gebruikt voor het maken van ATP?

1. omzetting van pyrodruivenzuur in alcohol
2. omzetting van glucose in pyrodruivenzuur
3. omzetting van pyrodruivenzuur in melkzuur

Mitochondrien bevatten enzymen voor de omzetting van

1. glucose in pyrodruivenzuur
2. een koolstofverbinding in ethanol of melkzuur (lactaat)
3. een koolstofverbinding in koolstofdioxide en water(stof)

De nucleotide volgorde van een bepaald DNA codon is GTA. Een mRNA molecuul met de complementaire streng ontstaat via transcriptie van dat DNA codon. Bij de eiwitsynthese paart een tRNA codon met het mRNA codon.
Wat is de nucleotide volgorde van dit tRNA anticodon?

1. GTA
2. GUA
3. CAU
4. CAT

Een onderzoeker ontdekte dat een bepaalde mutatie in een gen geen invloed had op (de vorming van) het eiwit dat door het betreffende gen werd gecodeerd.
De betreffende mutatie omvatte waarschijnlijk

1. een verandering in het startcodon
2. een verwijdering van een enkele nucleotide
3. een vervanging van een enkele nucleotide
4. een invoeging van een extra nucleotide

MHC-2

MHC-1

CD4

Alleen fagocyterende cellen

Cytotoxische-T-cel

CD8

Alle kernhoudende cellen 

Geïnfecteerde cellen

T-helpercel

Kankercellen

Cellulaire immuniteit

Humorale immuniteit

Lysis

Cytotoxische-T-cellen

Geactiveerde B-cellen

Antistofproductie

B-plasmacellen

Tc-geheugencellen

Welk type cellen produceren antistoffen? Behoren deze cellen tot de specifieke of aspecifieke afweer?

1. B-lymfocyten / aspecifieke afweer
2. B-lymfocyten / specifieke afweer
3. T-lymfocyten / aspecifieke afweer
4. T-lymfocyten / specifieke afweer

Welke uitspraak is / welke uitspraken zijn juist?
1. T-helpercellen activeren B-cellen
2. T-suppressorcellen remmen B-cellen
3. T-helpercellen remmen cytotoxische T-cellen

1. Alleen 1 is juist
2. 1 en 2 zijn juist
3. 1 en 3 zijn juist
4. 1, 2 en 3 zijn juist

Van welke vorm van immuniteit is hier sprake?

1. Actieve immuniteit
2. Kunstmatige immuniteit

Iemand die rhesuspositief is heeft:

1. Alleen rhesus-antigenen
2. Alleen rhesus-antistoffen
3. Zowel rhesus-antigenen als antistoffen

Hoeveel % van de urine bestaat onder normale omstandigheden uit glucose?

1. 1%
2. 0,1%
3. 0,01%
4. 0%