6.3 Katrollen en takels en 6.4 Druk

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

6.3 Katrollen en takels
Een takel is een combinatie van minstens 1 vaste en 1 losse katrol.  

-Een vaste katrol is zo vastgemaakt dat hij niet meer op en neer kan bewegen. 
- Een losse katrol beweegt op en neer, samen met het voorwerp dat wordt opgehesen. 

Slide 2 - Tekstslide

De vaste katrol
Een vaste katrol draait de kracht om. Je herkent een vaste katrol aan het feit dat hij VAST zit.

Slide 3 - Tekstslide

De losse katrol
-Een losse katrol maakt ons sterker

-De last wordt verdeeld over het aantal touwen waaraan de katrol hangt

Slide 4 - Tekstslide

Takel

Vaste katrol met losse katrollen: verdeelt het gewicht over hoeveel katrollen je toevoegd. 

Slide 5 - Tekstslide

Wat is de werking van een vast katrol
A
het omdraaien van de kracht
B
het halveren van de kracht
C
het verdubbelen van de kracht
D
er gebeurt niets

Slide 6 - Quizvraag

Een verhuizer gebruikt een vaste katrol om een last van 800 N omhoog te hijsen over een afstand
van 6 m.
Wat is het voordeel van zo'n vast katrol?
A
Dan hoeft hij maar met 400 N aan het touw te trekken.
B
Dan hoeft hij minder arbeid te verrichten
C
Het is gemakkelijker om het touw naar beneden te trekken dan de kist omhoog.
D
Hij hoeft dan maar 3m touw in te halen.

Slide 7 - Quizvraag

Ankie hijst met behulp van een vaste katrol een stoel omhoog. De stoel heeft een massa van 12 kg en wordt 15 m omhoog gehesen.
Hoe groot is de arbeid die zij moet leveren?
A
90 Nm
B
180 Nm
C
1764 Nm
D
3528Nm

Slide 8 - Quizvraag

6.4 Druk
De druk is gelijk aan de kracht per oppervlakte. 

p= druk in Pa of N/m2
F= kracht in Newton
A= oppervlakte in m2
p=AF

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

De F in de formule staat voor
p=AF
A
druk
B
kracht
C
oppervlakte
D
volume

Slide 11 - Quizvraag

p staat in de formule voor
p=AF
A
druk
B
omtrek
C
kracht
D
oppervlakte

Slide 12 - Quizvraag

Een mes heeft een oppervlakte van 0,05 cm2. Er wordt een kracht van 150 N op uitgeoefend. Bereken de druk.

Slide 13 - Open vraag