Toets H3 - Water

Oefentoets H3 - Water
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets H3 - Water

Slide 1 - Tekstslide

Waar of niet waar?
20 vragen
1 punt per vraag

Slide 2 - Tekstslide

Bij een temperatuur van 20 graden Celsius is water een vaste stof.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quizvraag

Waterdamp en stoom zijn gassen die je kunt zien.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Verdampen is een ander woord voor bevriezen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quizvraag

De fase-overgang van waterdamp naar water heet condenseren
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quizvraag

In water kun je alle soorten stoffen oplossen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Een oplossing is altijd helder.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Regenwater dat in een schoon glas is opgevangen, is veilig drinkwater.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Het is mogelijk om drinkwater te maken van oppervlaktewater.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quizvraag

In water waar chloor bij wordt gedaan, blijven de bacteriën leven.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Een mengsel bestaat uit twee of meerdere stoffen bij elkaar.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Keukenzout is een zuivere stof.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Wanneer je ijs smelt, krijg je waterdamp.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Bij bezinken zakken de vaste deeltjes in een vloeistof naar beneden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Het stollen van water noem je ook wel 'bevriezen'.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Het water dat in Nederland uit de kraan komt, is veilig drinkwater
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Stoffen lossen sneller op in koud water dan in warm water.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Zout in water noem je een suspensie.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Als je een oplossing door een filter doet, gaat alles door het filter heen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Je giet een suspensie in een filter. Wat in het filter achter blijft noem je het residu.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quizvraag

Bij indampen blijft het oplosmiddel achter.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quizvraag

Meerkeuzevragen
5 vragen
2 punten per vraag

Slide 23 - Tekstslide

Jort vangt regenwater op in een schoon glas.
Waarom is het regenwater geen veilig drinkwater?
A
Regenwater is in de lucht bevroren geweest en is daarom niet schoon genoeg.
B
Regenwater is in de lucht door giftige stoffen verontreinigd.
C
Regenwater is verdampt zeewater en is daarom niet schoon genoeg.
D
Omdat in het glas nog bacteriën zitten die dan in het regenwater terecht komen.

Slide 24 - Quizvraag

Wat is verdampen?
A
De fase-overgang van vloeibaar naar vast
B
De fase-overgang van gas naar vloeibaar
C
De fase-overgang van gas naar vast
D
De fase-overgang van vloeibaar naar gas

Slide 25 - Quizvraag

In een fles zit een heldere donkerblauwe vloeistof.
Je kunt door de vloeistof heen kijken.

Wat kun je zeggen over deze vloeistof?
A
Deze vloeistof is een residu
B
Deze vloeistof is een oplossing
C
Deze vloeistof is een suspensie
D
Deze vloeistof is een oplosmiddel

Slide 26 - Quizvraag

Een waterbedrijf maakt oppervlakte-water schoon. Dit doet het bedrijf om er veilig drinkwater van te maken. Daarbij wordt ook een zeef gebruikt.

Waarvoor dient deze zeef bij het zuiveren van water?
A
Om bacteriën uit het water te halen
B
Om chloor uit het water te halen
C
Om zand uit het water te halen
D
Om stukjes vuil uit het water te halen

Slide 27 - Quizvraag

Wes en Darnell hebben een fles gevuld met zeewater. Dit zeewater gaan ze heel goed destilleren.

Wat voor water krijgen ze als ze het zeewater hebben gedestilleerd?
A
Schoon water dat nog gefiltreerd moet worden voordat je het mag drinken
B
Schoon zeewater met een zoute smaak
C
Zout water dat niet drinkbaar is
D
Zuiver water dat veilig is om te drinken

Slide 28 - Quizvraag

Open vragen
6 vragen
4 punten per vraag

Slide 29 - Tekstslide

Het grootste gedeelte van de aarde is bedekt met water.
Schrijf vier soorten water op die op aarde voorkomen.

Slide 30 - Open vraag

Leg in eigen woorden uit wat zure regen is.

Slide 31 - Open vraag

Je doet een paar lepels gemalen koffiebonen in een filter. Daarna giet je hier kokend water overheen.

Wat is:
1) Je oplosmiddel
2) Je filtraat
3) Je residu
4) de naam van deze scheidingsmethode?

Slide 32 - Open vraag

Sam pakt twee glazen uit de kast en hier schenkt ze frisdrank in. In één glas voegt ze ijsklontjes toe, in het andere glas niks. Ze laat de glazen even staan en komt na een tijdje terug. Ze ziet dat de buitenkant van het glas met de ijsklontjes nat is, maar die zonder ijsklontjes niet.

1) Waar komt dit water op de buitenkant van het glas vandaan?
2) Leg uit waarom alleen het glas met de ijsklontjes nat wordt aan de buitenkant.

Slide 33 - Open vraag

Schrijf vier stoffen op die je in water kunt oplossen.

Slide 34 - Open vraag

Zet op de aangegeven plekken de juiste fase-overgang.

Slide 35 - Open vraag