Kader 11.4 Evolutie / 4TL H12.1

12.1 Evolutie TL
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

12.1 Evolutie TL

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

11.4 Evolutie kader

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het uiterlijk van een organisme noemen we
A
Genotype
B
Fenotype

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je fenotype kun je niet veranderen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Onderdelen:
  1. Wat ontdekte Darwin?
  2. Hoe ontstaan verschillende rassen?
  3. Wat is natuurlijke selectie?
  4. Hoe ontstaat erfelijke variatie?
  5. Wat is evolutie

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat ontdekte Darwin?
Charles Darwin ging als natuuronderzoeker in 1831 mee met het schip the Beagle op reis. 
Hij vroeg zich tijdens veel dingen af. 
In zijn latere leven onderzocht hij dit en publiceerde uiteindelijk het boek "on the origin of species"

Slide 6 - Tekstslide

Wat ontdekte Darwin. 

Charles darwin ding in 1831 mee als onderzoeker op het schip the MS Beagle. Hij maakte een reis langs onontdekte gebieden in zuid amerika en verzamelde en onderzocht planten en dieren. Tijdens zijn verdere leven legde hij veel contacten en deed hij nog meer onderzoeken. Uit eindelijk schreef hij een boek on the origin of spiecies, wat een verklaring gaf over alle verschillende soorten op aarde. Dit noemen we ook wel de evolutie theorie. In deze les gaan we het hebben over de basis van deze theorie. 
Hoe ontstaan rassen?
Darwin deed onderzoek naar duiven. Hij stelde dat alle duiven afstammen van 1 voorouder de rotsduif. 

Ras: Groep individuen van dezelfde soort die er ongeveer hetzelfde uitzien. 

Slide 7 - Tekstslide

Hoe ontstaan rassen.

Na zijn reis deed Darwin onderzoek naar duiven. Hij stelde dat alle duiven afstamden van 1 ras, de rotsduif. Je ziet dat alle andere duiven meer of minder op de rotsduif lijken. 

Een ras is een groep individuen van dezelfde soort die er allemaal hetzelfde uitzien, dus als je kijkt naar dit plaatje de kropper , rotsduif of de kipduif. 
Hoe ontstaan rassen?
Rassen ontstaan omdat mensen dieren fokken of planten kweken en daarbij letten op bepaalde eigenschappen. 

Dit noem je Veredelen of kunstmatige selectie. 

Slide 8 - Tekstslide

Als een fokker of kweker meer dieren of planten wil gaat hij selecteren op bepaalde eigenschappen. Kijk maar naar alle verschillende honden rassen op het plaatje hiernaast. De Chiwawa stamt af van de wolf. Door steeds maar voor kleinere hondjes te kiezen zijn chiwawas uiteindelijk geworden wat ze zijn. Dit kun je ook met planten doen, door steeds maar door te kweken met planten met bepaalde eigenschappen kun je nieuwe rassen maken dit noem je kunstmatige selectie of veredelen. 
Wat is natuurlijke selectie?

Variatie in Fenotype. 
Dit kan ontstaan door: 
  1. Omgeving
  2. Verschil in genotype

Slide 9 - Tekstslide

Op het plaatje zie je een heleboel verschillende tomaten. Ze hebben allemaal een ander uiterlijk oftewel een verschillend fenotype. Deze verschillen ontstaan door twee dingen. 

1. De omgeving, bijvoorbeeld als je veel eet, of in het geval van de tomaten als ze veel water en voedingsstoffen krijgen worden ze groter. 
2. Verschillen in de genen of te wel het genotype dit wordt ook wel erfelijke variatie genoemd. 
Wat is natuurlijke selectie
 


Als de gele slakken meer nakomelingen krijgen zullen er steeds minder bruine slakken zijn

Slide 10 - Tekstslide

Hoe ontstaat de natuurlijke selectie. 
Stel deze slakken zitten allemaal in een weiland. De gele slakken kunnen zich tussen het gras beter verstoppen dan de bruinde slakken. Daardoor eten de eksters die graag slakken lusten meer bruine dan gele slakken. Het jaar daarna zullen er meer gele slakken zijn, omdat die meer jongen hebben gehad en de zomer hebben overleefd. 

Bij natuurlijke selectie gaat het om de dieren die overleven en meer nakomlingen krijgen, vaak komt dit dat deze dieren zich beter hebben aangepast aan hun omgeving. De gele slakken zijn dus beter aangepast aan het leven in een grasland dan bruine slakken. 
Hoe ontstaat erfelijke variatie?
Veranderingen in het DNA 
zijn Mutaties

Gunstige mutaties 
-> 
Beter aangepast aan hun omgeving 
->
Vergroten de overlevingskans


Slide 11 - Tekstslide

Hoe ontstaat erfelijke variatie?

Dit komt omdat er veranderingen in het DNA ontstaan. Dit noem je mutaties. Deze kunnen ontstaan door een aantal dingen zoals, straling, giftige  stoffen en virussen. Door een mutatie veranderd het gen. Waardoor een nakomeling een iets ander fenotype krijgt. 

Als dit een verandering is waardoor het individu beter kan overleven in zijn omgeving, wordt zijn overlevingskans groter en de kans dat hij meer nakomelingen krijgt ook. 

Op het plaatje zie je een albino kangoeroe. Deze kangoeroe mist het gen waarmee hij pigment aanmaakt. Hiierdoor kan hij slecht zien en is hij wit waardoor hij meer opvalt. Hierdoor kan hij minder goed overleven en komt hij in het wild weinig voor. 
Darwinvinken
tijdens de reis van Darwin op de the beagle kwam hij op de Galapagoseilanden.

Op deze eilanden vond hij vinken die allemaal wel op elkaar leken maar toch net iets anders waren. 

Elk eiland had een andere voedselbron voor de vinken. De vinken hadden zich aangepast met hun snavel op de voedselbron

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is evolutie?
Het langzaam ontstaan van soorten. 

Slide 13 - Tekstslide

Evolutie is het langzaam ontstaan van soorten door de miljoenen jaren heeb, Paarden zijn bijvoorbeeld ontstaan uit veel kleinere dieren die 50 miljoen jaar geleden leefden. 
Wat is evolutie?
1 soort kan ook veranderen in twee soorten omdat ze van elkaar gescheiden raken. 
Als ze in een ander leefgebied terecht komen, passen ze zich aan, aan die omgeving

Slide 14 - Tekstslide

Een soort kan ook in twee soorten veranderen als ze van elkaar gescheiden worden. Zo zijn rode vossen en poolvossen ooit 1 soort geweest. Maar doordat het gebied waar de voorouders van de poolvol leefde steeds kouder werd moesten de poolvossen zich daar aan aanpassen. Dieren die niet tegen de kou konden stierven terwijl de witte dieren met een dikke vacht makkelijker konden jagen en zich daardoor meer voortplanten. NU lijken poolvossen en rode vossen niet meer op elkaar. 
Drie voorwaarden voor evolutie
  1. Er is genetische variatie. 
  2.  De variatie is erfelijk. 
  3.  Er is (natuurlijke) selectie. 

Slide 15 - Tekstslide

Er zijn drie voorwaarden voor evolutie. 

Ten eerste moet er genetische variatie zijn. organimse van 1 soort moeten van elkaar verschillen, of ander gedrag hebben. bijvoorbeeld dieren met een lichte vacht en dieren met een donkere vacht. 

Daarnaast moet de erfelijke informatie worden doorgegeven aan de volgende generatie. Zo hebben de nakomelingen ook meer kans om weer meer nakomelingen te krijgen en zo verder. 

Daarnaast moet er iets zijn dat er voor zorgt dat de dieren die minder zijn aangepast minder kans hebben om nakomelingen te krijgen. zoals de ekster bij de tuinslakken. 
Wat is evolutie?

A
Evolutie is het ontstaan van nieuwe soorten doordat organismen met de oorspronkelijke vorm uitsterven.
B
Evolutie is ontwikkeling van leven op aarde, waarbij soorten ontstaan, veranderen en/of verdwijnen.
C
Evolutie is grotere overlevingskans van individuen met een betere aanpassing aan het milieu.

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een mutatie?
A
Verandering in je fenotype
B
Is iemand die er anders uitziet. zoals een albino
C
Een ongecontroleerde celdeling
D
een plotselinge verandering in het genotype van een cel

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat heeft meer invloed? Een mutatie in een geslachtscel of een mutatie in een lichaamscel?
A
Geslachtscel
B
Lichaamscel
C
Beide evenveel

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Darwin had het over 'natuurlijke selectie'
Wat is dat?
A
Dat de natuur de selectie maakt.
B
Dat de sterkste organismen overleven.
C
Dat de organismen die het best zijn aangepast de meeste nakomelingen krijgen.
D
Dat selectie altijd natuurlijk verloopt.

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag 4 Kader
H11.4 opdr.2,4,5, 7,8, 11 t/m 14, 17 en 18, 21 t/m 23, 25

Eind les:  SE bespreken

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag 4 TL
H12.1 opdr.4,5,6, 11, 12, 13, 18, 20, 21, 23, 24, 28

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies