4H: zintuigen en zenuwstelsel toetsje

 korte R en T1-vragen over zintuigen en bewegen
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

 korte R en T1-vragen over zintuigen en bewegen

Slide 1 - Tekstslide

Wat vangen de zintuigcellen in je zintuigen op?
A
Impulsen
B
Zenuwen
C
Prikkels
D
Licht

Slide 2 - Quizvraag

Een uil kan niet met zijn ogen bewegen. Welk onderdeel van de oog mist een uil?
A
Glasachtig lichaam
B
Harde oogvlies
C
Oogspieren
D
Oogzenuw

Slide 3 - Quizvraag

De adequate prikkel voor het oog is licht. Voor je oor is dit geluid.
Het oog heeft

A
een hoge prikkeldrempel voor licht en een lage prikkeldrempel voor geluid
B
een lage prikkeldrempel voor licht en een hoge prikkeldrempel voor geluid
C
een lage prikkeldrempel voor licht en geluid
D
een hoge prikkeldrempel voor licht en geluid

Slide 4 - Quizvraag

Lichtreceptoren in je oog kunnen ook impulsen versturen bij druk. Druk maar eens op je oog. Is de drempelwaarde voor niet-adequate prikkels hoger of lager?
A
Hoger
B
Lager

Slide 5 - Quizvraag

De functies van zintuigen zijn...... (meerdere antwoorden mogelijk)
A
Prikkels opvangen
B
Impulsen opvangen
C
Prikkels maken
D
Impulsen maken

Slide 6 - Quizvraag

Iemand komt met een zaklantaarn naar je toe: Hoe veranderen de kringspier in de iris en de accomodatiespier?
A
kringspier iris en accomodatiespier gespannen
B
kringspier iris en accomodatiespier ontspannen
C
kringspier iris gespannen en accomodatiespier ontspannen
D
kringspier iris ontspannen en accomodatoespier gespannen

Slide 7 - Quizvraag

Bij Kim is de afstand tussen lens en netvlies te groot; zij is
A
verziend
B
bijziend

Slide 8 - Quizvraag

Bij iemand met een leesbril kan de lens niet bol genoeg worden. Welke lenzen heeft een leesbril
A
positief
B
negatief

Slide 9 - Quizvraag

Bij de ziekte retinitis pigmentosa (RP) wordt het beeld van een patient steeds kleiner vanaf de rand. Hij ziet op het laatst alleen een soort koker. Ook is de patient nachtblind. Leg uit welke zintuigcellen het eerst worden afgebroken bij RT.

Slide 10 - Open vraag

Waar ontstaan de impulsen voor een reflex?
A
bij zintuig
B
in grote hersenen
C
in kleine hersenen
D
in hersenstam

Slide 11 - Quizvraag

Zenuwcellen van de mens kunnen impulsen razendsnel vervoeren doordat ..
A
cellen van Schwann myelineschedes maken rond het axon
B
synapsen neurotransmitters afgeven
C
neuronen een zeer grote diameter hebben
D
het cellichaam impulsen snel kan doorsturen

Slide 12 - Quizvraag

Bij een hogere activiteit van het parasympatisch zenuwstelsel ...
A
is de pupil groter en zijn de darmen actiever
B
is de pupil kleiner en de darmen actiever
C
is de pupil groter en de darmen minder actief
D
is de pupil kleiner en de darmen minder actief

Slide 13 - Quizvraag

Vogels kunnen de zang van hun ouders leren. Hun hersenen slaan de klanken op. In welk deel wordt dit opgeslagen?
A
grote hersenen
B
kleine hersenen
C
hersenstam

Slide 14 - Quizvraag

Sommige ziekten ontstaan door een tekort aan neurotransmitter, waardoor impulsoverdracht niet mogelijk is. Op welke plaats komt bij een gezond persoon de neurotransmitter vrij voor impulsoverdracht?
A
in de cellen van Schwann, rondom het axon
B
in het cellichaam van het neuron dat de impuls gaat doorgeven
C
in de dendriet van het ontvangende neuron
D
in de synaps tussen twee neuronen

Slide 15 - Quizvraag

Bij krekels kunnen zenuwcellen die ook spieren aansturen geluid opwekken (P). Geluid kunnen ze herkennen met zenuwcellen die ook informatie van zintuigen verwerken (Q). Welke zenuwcellen kan je bij P en Q verwachten?
A
P= sensorisch Q=motorisch
B
zowel P als Q zijn motorisch
C
P=motorisch Q=sensorisch
D
zowel P als Q zijn sensorisch

Slide 16 - Quizvraag