27-11-2023 2HC - kww, zww, hww

1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Aanwijzend voornaamwoord
Een aanwijzend voornaamwoord wijst iets of iemand aan. 
De aanwijzende voornaamwoorden zijn: deze, dit, die en dat

Voorbeeld:
Kijk, zie je dat broodje? 



Slide 8 - Tekstslide

Vragend voornaamwoord
Er zijn 4 vragende voornaamwoorden: 
wie, wat, welke, wat voor (een)

Slide 9 - Tekstslide

Dit zijn GEEN vragend voornaamwoorden!
Een vragend voornaamwoord verwijst naar iets of iemand.

Slide 10 - Tekstslide

Persoonlijke voornaamwoorden
Een persoonlijk voornaamwoord is een woord dat verwijst naar een levend wezen.

Slide 11 - Tekstslide

persoonlijk voornaamwoord

Slide 12 - Tekstslide

Het bezittelijk voornaamwoord
Het bezittelijk voornaamwoord geeft een bezit aan. Je geeft aan dat iets van iemand is. 

Vervang het woord door 'zijn', dan weet je of het een bezittelijke voornaamwoord is!

Dat is haar verrekijker. --> Dat is zijn verrekijker. --> Haar = bezittelijke voornaamwoord






Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Overzicht werkwoordsoorten
Er zijn drie soorten werkwoorden:
- zelfstandig werkwoord = het belangrijkste werkwoord in de zin
- hulpwerkwoord = helpend en staat nooit alleen in de zin
- koppelwerkwoord = het belangrijkste werkwoord in de zin

Zin met een werkwoord
Zin met twee of meer werkwoorden 
zelfstandig werkwoord
zelfstandig werkwoord hulpwerkwoord(en)
koppelwerkwoord
koppelwerkwoord 
hulpwerkwoord(en)

Slide 18 - Tekstslide

Bij een naamwoordelijk gezegde heb je koppelwerkwoorden.

Met welk ezelsbruggetje kun je de 6 kww's onthouden?

Slide 19 - Open vraag

Slide 20 - Video

Theorie
Onderscheid:

werkwoordelijk gezegde   --> iemand doet iets
          De verpleegkundige heeft vandaag op de IC gewerkt.

naamwoordelijk gezegde --> iemand is iets
         Zij is verpleegkundige op de IC.

Slide 21 - Tekstslide

Hij is een leerling van het Lyceum Kralingen geweest.
A
NWG
B
WWG

Slide 22 - Quizvraag

Wij hebben afstandsonderwijs gevolgd in de corona periode.
A
NWG
B
WWG

Slide 23 - Quizvraag

Theorie
1. Bepaal wat het belangrijkste werkwoord 
of hoofdwerkwoord in de zin is.

Het belangrijkste werkwoord is onmisbaar. 
Dit werkwoord bepaalt waar de zin over gaat.

2. Bepaal wat hulpwerkwoorden zijn.

Slide 24 - Tekstslide

Theorie

Hebben jullie al plannen gemaakt
                                                 voor de meivakantie?

Ik zou veel liever naar een warm land gaan.



Slide 25 - Tekstslide

Theorie
Tip: meestal staat hoofdwerkwoord achteraan 
         in een zin.

Let op: Elke zin heeft één hoofdwerkwoord,
               maar kan meerdere hulpwerkwoorden hebben!

Tip: Bij meerdere werkwoorden in een zin 
         is de pv altijd hulpwerkwoord.




Slide 26 - Tekstslide

Wat is het hoofdwerkwoord:
Zij zullen wel vakantieplannen hebben.
A
zullen
B
hebben

Slide 27 - Quizvraag

Wat is het hoofdwerkwoord:
Vooral nu kan ik uitkijken naar een mooie vakantie.
A
kan
B
uitkijken

Slide 28 - Quizvraag

Theorie

Bepaal of het hoofdwerkwoord een
zelfstandig ww is of een koppelww.

Heeft de zin een wwg: zelfstandig ww  (doen)
Heeft de zin een nwg:  koppelww             (zijn)



Slide 29 - Tekstslide

Theorie
Bepaal of het hoofdwerkwoord een
zelfstandig ww is of een koppelww.

Ik ga graag naar school.
Ik wil graag naar school gaan.
Ik zou graag naar school willen gaan.





Slide 30 - Tekstslide

Theorie
 koppelwerkwoorden: ZWaBBeLS
                                               - zijn
                                               - worden
                                               - blijven
                                               - blijken
                                               - lijken
                                               - schijnen


Slide 31 - Tekstslide

Theorie
Bepaal of het hoofdwerkwoord een
zelfstandig ww is of een koppelww.

Gamen is [echt leuk]!
Gamen kan [echt leuk] zijn!
Gamen zou [echt leuk] kunnen zijn!


Slide 32 - Tekstslide

Voor geïnteresseerden zal er veel informatie te VINDEN zijn.
A
hulpwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord
C
koppelwerkwoord

Slide 33 - Quizvraag

Er MOET nog wel even op de definitieve uitslag gewacht worden.
A
hulpwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord
C
koppelwerkwoord

Slide 34 - Quizvraag

Leerdoelen
Je kunt herkennen:

                                        - zelfstandige werkwoorden
                                        - koppelwerkwoorden
                                        - hulpwerkwoorden           

Slide 35 - Tekstslide

Bij meerdere werkwoorden in een zin, is de persoonsvorm altijd het zelfstandige werkwoord.
A
waar
B
niet waar

Slide 36 - Quizvraag

Aan de slag!


Grammatica woordsoorten H3. ZWW, K- & HWW: alle opdrachten
Klaar? Grammatica woordsoorten H4, ZWW, K& HWW: alle opdrachten

Slide 37 - Tekstslide