passé composé

Bonjour classe!
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Bonjour classe!

Slide 1 - Tekstslide

La tâche de début
Répondez aux questions:

  1. Elle ..........(pouvoir) regarder la télé?
  2. Nous ..............(vouloir) parler avec toi.
  3. Ils ............(vouloir) acheter une glace.
  4. Tu ............(pouvoir) le faire.
  5. Vous .............(vouloir) choisir la couleur?
timer
2:00

Slide 2 - Tekstslide

Aujourd'hui
On commence avec la tâche de début. Ensuite, nous allons répéter la grammaire sur les verbes vouloir & pouvoir, l'adjectif et le présent. 
Finalement, vous allez travailler sur la tâche finale de période 2.

Slide 3 - Tekstslide

Lessonup

Prenez ton portable et log-in sur lessonup avec ton propre nom.

Slide 4 - Tekstslide

Je .......... une glace
A
peux
B
peut
C
veux
D
veut

Slide 5 - Quizvraag

Nous ne .............pas aller au cinéma
A
pouvez
B
voulez
C
pouvons
D
voulons

Slide 6 - Quizvraag

Vertaal: Deze zomer wil ik reizen

Slide 7 - Open vraag

Passé composé
voltooid verleden tijd
Ik heb gezongen
wij hebben gegeten
jullie hebben gewerkt

passé composé
J'ai chanté
nous avons mangé
vous avez travaillé


Slide 8 - Tekstslide

Nous .......(louer)
un appartement à Paris
A
loué
B
avez loué
C
ont loué
D
avons loué

Slide 9 - Quizvraag

Ils ......(nager) dans la piscine
A
nagé
B
avons nagé
C
ont nagé
D
a nagé

Slide 10 - Quizvraag

Vertaal: Hij heeft een crêpe gegeten

Slide 11 - Open vraag

Sleep de vervoegingen naar het juiste vakje
Passé composé
Présent
Je fais
Il parle
Il a parlé
Nous avons regardé
J'ai fait
Nous regardons
Vous allez
Ils ont mangé

Slide 12 - Sleepvraag

Au travail

Schrijf een uitnodiging aan een vriend(in) waarin je vraagt of hij/zij mee gaat naar de presentatie.

Schrijf in minimaal 75 woorden een uitnodiging aan een vriend(in), waarin je vraagt of hij/zij meegaat naar de presentatie van je zelfbedachte nieuwe product. Vertel waarom het leuk kan zijn om erheen te gaan, waarbij je praat in de tegenwoordige tijd (présent).
Opdracht eisen:

  • Schrijf minimaal 75 woorden.
  • Correct gebruik van de présent (tegenwoordige tijd)
  • Het bijvoeglijk naamwoord wordt minstens 8 keer toegepast en bij verschillende woordgroepen.
  • Er wordt correct gebruik gemaakt van de werkwoorden vouloir & pouvoir.

Slide 13 - Tekstslide