Administratie blok 6 en 7 GTBD

Administratie blok 6 en 7
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
Economie & OndernemenMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Administratie blok 6 en 7

Slide 1 - Tekstslide

Computerboekhouden
De meeste boekhoudingen in Nederland worden gedaan met behulp van de computer. Daarvoor zijn er verschillende mogelijkheden.

Slide 2 - Tekstslide

Computerboekhouden
  • Kleine bedrijfjes met een eenvoudige boekhouding gebruiken bijvoorbeeld een eigengemaakt Excel-bestand.

Slide 3 - Tekstslide

Computerboekhouden
  • Wordt de boekhouding uitgebreider, dan is een boekhoudpakket nodig. Daarmee kun je iets meer dan alleen de balansen maken, grootboekrekeningen bijwerken en de kolommenbalans invullen.

Slide 4 - Tekstslide

Computerboekhouden
  • Wordt het boekhoudpakket verder uitgebreid, dan spreken we van een administratiepakket. Daarin houd je dan een uitgebreide boekhouding bij, maar ook de artikelen, de leveranciers, de voorraden, de klanten, de facturen, enzovoort. Je gebruikt dit pakket dus voor meer administratieve taken dan alleen de boekhouding. Bijv. ook om offertes te maken, pakbonnen uit te draaien, rekeningen te maken, enzovoort.

Slide 5 - Tekstslide

Computerboekhouden

Slide 6 - Tekstslide

De Balans
De balans is een overzicht van alle bezittingen (debet), het eigen vermogen (credit) en het vreemde vermogen (credit) van het bedrijf.

Slide 7 - Tekstslide

De Balans
Een ander woord voor vreemd vermogen = schulden.

Het eigen vermogen is het geld dat de eigenaar zelf in het bedrijf heeft gestoken.

Slide 8 - Tekstslide

Geld dat je van klanten krijgt voor verkochte producten of diensten.
Klant die een rekening nog moet betalen.
Leverancier aan wie je nog een rekening moet betalen.
Overzicht van de bezittingen, het eigen vermogen en de schulden van een bedrijf.
Wat hoort bij elkaar?
Balans
Debiteuren
Crediteuren
Opbrengsten

Slide 9 - Sleepvraag

Je betaalt een rekening aan een crediteur.
Je koopt goederen in op rekening. 
Je tankt benzine en rekent contant af.
Wat hoort bij elkaar?
Schuld wordt groter
Schuld wordt kleiner
Geen invloed op de schuld

Slide 10 - Sleepvraag

Boekhoudcyclus - beginbalans
De boekhouding van ieder bedrijf begint met een beginbalans. Daarop staat hoe de financiële situatie van het bedrijf aan het begin van een periode is.

Alle zaken die op de balans staan, noemen we balansposten.


Slide 11 - Tekstslide

Boekhoudcyclus - grootboekrekeningen
Wanneer er in het bedrijf iets verandert, zou er een nieuwe balans gemaakt moeten worden. Dat is veel werk, dus dat gebeurt dan ook niet. 

Je houdt alle veranderingen van de balansposten bij in aparte overzichten, deze overzichten heten grootboekrekeningen. Voor iedere balanspost is een aparte grootboekrekening. 

Alle grootboekrekeningen samen noemen we het grootboek.

Slide 12 - Tekstslide

Boekhoudcyclus - grootboekrekeningen

Slide 13 - Tekstslide

Boekhoudcyclus - kolommenbalans
Aan het einde van een boekingsperiode worden alle veranderingen van de balansposten in het grootboek opgeteld. Dit wordt gedaan met behulp van een kolommenbalans.

Slide 14 - Tekstslide

Boekhoudcyclus - eindbalans
Met behulp van de kolommenbalans kom je tot een eindbalans. De eindbalans is weer de beginbalans van de nieuwe periode.

Slide 15 - Tekstslide

Boekhoudcyclus
1
2
3
4
beginbalans
eindbalans
kolommenbalans
grootboekrekeningen

Slide 16 - Sleepvraag

Welk grootboekrekening is onjuist geopend?
A
Eigen Vermogen
B
Kas
C
Te vorderen omzetbelasting
D
Eigen Vermogen, Kas en te vorderen omzetbelasting

Slide 17 - Quizvraag

Rubrieken in de boekhouding
Alle grootboekrekeningen worden ingedeeld in groepen. Die groepen heten rubrieken. Iedere rubriek heeft een eigen nummer. Er zijn 9 rubrieken, maar je hoeft ze niet allemaal te gebruiken.

Slide 18 - Tekstslide

Rubrieken in de boekhouding

Slide 19 - Tekstslide

Boekingsstempel en coderen
Op ieder boekingsstuk zet je een boekingsstempel. In dat stempel schrijf je welke grootboekrekeningen je moet gebruiken en wat je op die grootboekrekeningen moet schrijven. Later worden dan de grootboekrekeningen bijgewerkt.

Het invullen van het boekingsstempel heet coderen.

Slide 20 - Tekstslide

Boekingsstempel en coderen

Slide 21 - Tekstslide

Bij een inkoopfactuur of een kostenfactuur gebruik je altijd de grootboekrekening:
A
Kas
B
Crediteuren
C
Debiteuren
D
Omzet

Slide 22 - Quizvraag

Welke grootboekrekeningen heb je nodig bij een factuur die je ontvangt van de glazenwasser
A
Kas Te vorderen BTW onderhoudskosten
B
Crediteuren Te vorderen BTW onderhoudskosten
C
Kas Te vorderen BTW Inventaris
D
Crediteuren Te vorderen BTW Inventaris

Slide 23 - Quizvraag

Een verkoopfactuur wordt geboekt op rekening
A
Kas
B
Bank
C
Crediteuren
D
Debiteuren

Slide 24 - Quizvraag

De BTW die je van de belastingdienst terugkrijgt.
De BTW die je aan de belastingdienst moet geven
Te betalen BTW
Te vorderen BTW

Slide 25 - Sleepvraag

Een persoon of bedrijf van wie je nog geld krijgt
Een persoon of bedrijf aan wie je nog geld moet betalen
Debiteuren
Crediteuren

Slide 26 - Sleepvraag

Je ontvangt geld per bank van een
A
Debiteur
B
Crediteur

Slide 27 - Quizvraag

Privéopname
Als ondernemer heb je niet alleen geld nodig voor je bedrijf. Je moet zelf ook ergens wonen, eten en drinken, kleding kopen, enzovoort. Daarvoor haal je af en toe geld uit je bedrijf. Wanneer je dat doet, heet dat een privéopname

Je kunt voor privégebruik allerlei dingen uit de zaak halen. De drie meest voorkomende manieren zijn:
  • geld van de bankrekening van de zaak overschrijven naar je eigen bankrekening
  • cash uit de kassa halen
  • goederen uit de voorraad halen





Slide 28 - Tekstslide

Privéstortingen
Een enkele keer komt het voor dat je uit je privébezit wat geld of goederen neemt en die in je bedrijf gaat gebruiken. Dan spreek je van een privéstorting.





Slide 29 - Tekstslide

Privé opnames en stortingen
Natuurlijk moet je die privéopnames en privéstortingen goed bijhouden in de boekhouding. Steeds wanneer er door privé dingen in je bedrijf veranderen, verandert het eigen vermogen van je bedrijf.

Bij een privé opname wordt het eigen vermogen kleiner.

Bij een privé storting wordt het eigen vermogen groter.





Slide 30 - Tekstslide

Privé
Kosten
Aanschaf van wandelschoen voor vakantie.
Een mooie ketting voor oma. De ketting komt uit de voorraad van eigen bedrijf.
Een uitje met de familie
Personeelsuitje
Onderhoud van de bedrijfsauto

Slide 31 - Sleepvraag

Je haalt voor privégebruik €100 uit de kas.
Er wordt € 150 uit de kas gehaald en op de bankrekening van het bedrijf gestort.
Je verkoopt auto’s met winst.
Wat gebeurt er met het eigen vermogen?
Eigen vermogen wordt meer
Eigen vermogen wordt minder
Eigen vermogen blijft gelijk

Slide 32 - Sleepvraag

Geld onderweg
Bij een kasstorting is er meteen geld weg uit de kas. Je hebt het geld naar de bank gebracht of meegegeven aan de speciale geldtransporteur. Maar je kunt het nog niet bijboeken op de bankrekening. 
Er is dus even geld ‘te kort’ in de boekhouding. Om dat op te lossen boek je het bedrag voorlopig op de grootboekrekening Geld onderweg. Daar blijft het staan tot het bankafschrift geprint is.

Slide 33 - Tekstslide

Geld onderweg
Bij een kasopname heb je meteen meer geld in kas, maar je kunt het nog niet afboeken van de bankrekening. 
Er is dus even geld ‘te veel’ in de boekhouding. Om dat op te lossen, boek je het bedrag voorlopig op de grootboekrekening Geld onderweg. Daar blijft het staan tot het bankafschrift geprint is.

Slide 34 - Tekstslide

Retourzending
Het kan gebeuren dat je een klant een verkeerd product hebt toegestuurd. Of dat een product onderweg naar de klant beschadigd is. De klant stuurt een product dan terug. Ook wanneer een product niet bevalt, kan de klant het meestal binnen een aantal weken nog terugsturen.

Slide 35 - Tekstslide

Retourzending - creditfactuur
Wanneer de klant iets op rekening heeft gekocht, stuur je een verkoopfactuur. De klant weet dan hoeveel hij moet betalen. 

Wanneer de klant dan iets terugstuurt, stuur jij een 
credit-verkoopfactuur. De klant weet dan hoeveel geld hij van je terugkrijgt.

Slide 36 - Tekstslide

Retourzending - creditfactuur
Hetzelfde geldt als jij iets op rekening hebt ingekocht. Je krijgt dan een inkoopfactuur. Dan weet je hoeveel je moet betalen. 

Wanneer je dan iets terugstuurt, krijg je een 
credit-inkoopfactuur. Je weet dan hoeveel geld je terugkrijgt.

Slide 37 - Tekstslide