2H C7 Spel §10

Cursus 7 Spelling §10 vanaf blz.230
Lesdoel: Je weet hoe je een voltooid deelwoord moet schrijven. 

Vorige les: verwijzen met bezit


1) We zitten op onze eigen plek.
2) We gaan respectvol met elkaar om.
3) We zijn bezig met ons eigen werk.
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Cursus 7 Spelling §10 vanaf blz.230
Lesdoel: Je weet hoe je een voltooid deelwoord moet schrijven. 

Vorige les: verwijzen met bezit


1) We zitten op onze eigen plek.
2) We gaan respectvol met elkaar om.
3) We zijn bezig met ons eigen werk.

Slide 1 - Tekstslide

Wat is volgens jou een voltooid deelwoord?

Slide 2 - Open vraag

Maak een zin met een voltooid deelwoord erin.

Slide 3 - Open vraag

Uitleg> Cursus 7 Spelling §10> Voltooid deelwoord
Als je wilt vertellen dat iets al gebeurd is, dan gebruik je een voltooid deelwoord (vd) in een zin. Voltooid betekent dat iets af is.
Gaya heeft geld gespaard voor de vakantie.
Mijn ouders zijn naar Frankrijk gefietst.
Tijn en Mitchell hebben zelf pizza’s gebakken.

Zo schrijf je het voltooid deelwoord
Eindigt het voltooid deelwoord op een -t of een -d? Gebruik de verlengproef om de laatste letter te vinden:
Gaya heeft gespaar…. Je hoort gespaarde, dus je schrijft gespaard.
Mijn ouders hebben gefiets.... Je hoort gefietste, dus je schrijft gefietst.

Sommige voltooide deelwoorden eindigen op een -n: gebakken, gegeten, gezien, gegaan.

Slide 4 - Tekstslide

Een voltooid deelwoord ...
A
staat altijd aan het begin van een zin
B
staat vaak in het midden van een zin
C
staat meestal aan het eind van een zin

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord?
A
loop
B
liep
C
gelopen

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord
A
gefietst
B
fietsen
C
fietsten

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord?
A
aankomen
B
groeten
C
gedaan
D
zwemmen

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een voltooid deelwoord?
A
heel werkwoord
B
persoonsvorm
C
ge-be-her-ver-er-ont woorden
D
werkwoordelijk gezegde

Slide 9 - Quizvraag

Zelfstandig werken of instructiegroep 

Huiswerk: 
* Cursus 7 §10 blz. 230-230>  maken opdracht 1 t/m 3 



Klaar?
Online> Werken aan je presentatie of cursus 6 Formuleren> §3> trainen
timer
20:00

Slide 10 - Tekstslide

Evaluatie





Wat ging er goed deze les?

Slide 11 - Tekstslide