Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
aiToolsTab
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Persoonsvorm - verleden tijd
Persoonsvorm - verleden tijd
1 / 35
volgende
Slide 1:
Tekstslide
NT2
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
In deze les zitten
35 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Persoonsvorm - verleden tijd
Slide 1 - Tekstslide
Lesdoelen
1. Ik weet wat de persoonsvorm is.
2. Ik weet wat de tegenwoordige tijd is.
3. ik weet wat de verleden tijd is.
4. Ik kan de tegenwoordige en verleden tijd goed schrijven.
Slide 2 - Tekstslide
Wat heb ik nodig?
Laptop
schrift
pen
Slide 3 - Tekstslide
Wat is de persoonsvorm in de zin?
Morgen loop ik naar de winkel.
Slide 4 - Open vraag
Wat is de persoonsvorm?
In de tuin staat een grote boom.
Slide 5 - Open vraag
Wat is de persoonsvorm?
Ga jij vandaag naar voetbal?
Slide 6 - Open vraag
Wat is de persoonsvorm?
Wanneer pak jij een keer de fiets?
Slide 7 - Open vraag
Wat is de tegenwoordige tijd?
Slide 8 - Woordweb
Hoe schrijf je de tegenwoordige tijd?
Slide 9 - Tekstslide
Hoe schrijf je de tegenwoordige tijd?
Stap 1: maak de
stam
van het hele werkwoord.
Wat is de stam? Het hele werkwoord -en.
Bijvoorbeeld:
hele werkwoord
stam
pakken
-en
pak
lopen
-en
loop
kijken
-en
kijk
Slide 10 - Tekstslide
Schrijf de stam:
wandelen
Slide 11 - Open vraag
Schrijf de stam:
zeuren
Slide 12 - Open vraag
Schrijf de stam:
lopen
Slide 13 - Open vraag
Schrijf de stam:
controleren
Slide 14 - Open vraag
Hoe schrijf je de tegenwoordige tijd?
slapen
ik
stam
slaap
jij
stam+t
slaapt
hij
stam+t
slaapt
wij
hele werkwoord
slapen
jullie
hele werkwoord
slapen
zij
hele werkwoord
slapen
Slide 15 - Tekstslide
Verleden tijd
Wat is de verleden tijd?
Slide 16 - Tekstslide
Verleden tijd
Wat is de verleden tijd?
> de verleden tijd is
al gebeurd
.
Bijvoorbeeld: Gisteren
regende
het. Ik
fietste
door de regen.
Slide 17 - Tekstslide
Verleden tijd
Hoe schrijf ik de verleden tijd?
ik
jij
hij/zij
stam+de
stam+te
wandel
de
fiets
te
wij
jullie
zij
stam+den
stam+ten
wandel
den
fiets
ten
Slide 18 - Tekstslide
Verleden tijd
Hoe schrijf ik de verleden tijd?
Let op: bij enkelvoud is alles hetzelfde!
ik
jij
hij/zij
stam+de
stam+te
wandel
de
fiets
te
wij
jullie
zij
stam+den
stam+ten
wandel
den
fiets
ten
Slide 19 - Tekstslide
Verleden tijd
Wanneer schrijf ik
de/den
of
te/ten
?
Stap 1: zoek de stam.
Stap 2: wat is de laatste letter van de stam?
Stap 3: Is de letter: S, F, T, K, T, CH of P (=SoFT KeTCHuP)? Dan schrijf je te/ten.
Een andere letter? Dan schrijf je de/den
Slide 20 - Tekstslide
Verleden tijd:
Bijvoorbeeld:
Fietsen
De stam is hele werkwoord -en: fietsen -en = fiets.
Laatste letter is S.
Slide 21 - Tekstslide
Verleden tijd:
Bijvoorbeeld:
Fietsen
De stam is hele werkwoord -en: fietsen -en = fiets.
Laatste letter is S.
Staat de laatste letter in SoFT KeTCHuP?
Slide 22 - Tekstslide
Verleden tijd:
Bijvoorbeeld:
Fietsen
De stam is hele werkwoord -en: fietsen -en = fiets.
Laatste letter is S.
Staat de laatste letter in SoFT KeTCHuP?
JA! Dus > ik fietste, wij fietsten
Slide 23 - Tekstslide
Verleden tijd:
Bijvoorbeeld:
draaien
De stam is hele werkwoord -en: draaien-en = draai.
Laatste letter is i.
Staat de laatste letter in SoFT KeTCHuP?
Slide 24 - Tekstslide
Verleden tijd:
Bijvoorbeeld:
draaien
De stam is hele werkwoord -en: draaien-en = draai.
Laatste letter is i.
Staat de laatste letter in SoFT KeTCHuP?
NEE! Dus> ik draaide, wij draaiden
Slide 25 - Tekstslide
Schrijf het werkwoord in de verleden tijd (VT): Ik ... (wandelen)
Slide 26 - Open vraag
Schrijf het werkwoord in de verleden tijd (VT): hij... (raak)
Slide 27 - Open vraag
Schrijf het werkwoord in de verleden tijd (VT): wij... (koken)
Slide 28 - Open vraag
Ik ... altijd op straat (voetballen, v.t.)
Slide 29 - Open vraag
Hij ... in de selectie. (spelen, v.t.)
Slide 30 - Open vraag
Zijn vader ... hem. (troosten, v.t.)
Slide 31 - Open vraag
De leerlingen ... voor de leraar. (koken, t.t.)
Slide 32 - Open vraag
Mijn vader ... naar school. (bellen, v.t.)
Slide 33 - Open vraag
Het meisje ... voor de boodschappen. (betalen, t.t.)
Slide 34 - Open vraag
Aan de slag!
Maak les 7 in het werkschrift spelling.
Klaar? Maak online de oefeningen:
Oefening 1
Oefening 2
Oefening 3
Oefening 4
Oefening 5
Oefening 6
Slide 35 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Spelling persoonsvorm in de vt
January 2022
-
25 slides
Steunles spelling
Middelbare school
vmbo, mavo
Leerjaar 1
Spelling persoonsvorm in de tt
January 2024
-
36 slides
Steunles spelling
Middelbare school
vmbo lwoo
Leerjaar 1
Proefles o.v.t. zwakke en sterke werkwoorden, 1F
January 2022
-
27 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo
Leerjaar 1
SCORE Nederlands vo/mbo
Groep 7-8 | werkwoordspelling | verleden tijd
August 2025
-
28 slides
Nederlands
Werkwoordspelling
+2
Basisschool
Groep 7,8
TisTaal by Dutchily E.E.
Persoonsvorm in tt en vt
June 2025
-
25 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 3
Groep 7-8 | werkwoordspelling | verleden tijd
July 2025
-
28 slides
Nederlands
Werkwoordspelling
+2
Basisschool
Groep 7,8
TisTaal by Dutchily E.E.
4T Wiederholung Grammatik
July 2025
-
24 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
Spelling - 5.8
May 2025
-
13 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3