13.1 en 13.2 - Bescherming & Afweer + herhaling thema 5

Planning
Vandaag:
- Korte herhaling Thema 12 BS 1 t/m 5
- Thema 13 Bs 1 Bescherming en deel 13.2 Aangeboren afweer



1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Planning
Vandaag:
- Korte herhaling Thema 12 BS 1 t/m 5
- Thema 13 Bs 1 Bescherming en deel 13.2 Aangeboren afweer



Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

homeostase =Het vermogen om het inwendig milieu (lichaamsvloeistoffen) voor de cellen zo constant mogelijk te houden

Waar ging het ook alweer over? 
Thema 12
Neem deel aan de LessonUp

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

'Homeostase' = Het vermogen om het
inwendig milieu (lichaamsvloeistoffen)
voor de cellen zo constant mogelijk te houden

Welke dingen houden we constant?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Thema 12 Gaswisseling & Uitscheiding

Basisstof 1 Gaswisseling
Basisstof 2 Longventilatie
Basisstof 3 De lever
Basisstof 4 De nieren
Basisstof 5 De huid

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Zit het al in jullie lange termijn geheugen? (= geleerd)

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de 3 stappen
in vorming van urine?

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

12.4 Nieren

  • Diameter afvoerende arteriolen klein, zorgt voor hoge bloeddruk glomerulus
  • Veroorzaakt ultrafiltratie naar nierkapsel

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Start:  Je bent flink aan het sporten geweest, je hebt gezweet
Stap 2
Stap 1
Stap 3
Stap 4
Stap 5
Stap 6
Stap 7
Sensoren in de hypothalamus registeren een te hoge osmotische waarde (te weinig water in bloed).

Via de hypofyse komt ADH in het bloed.

ADH bereikt de nieren en nieren gaan meer water terugresorberen

De osmotische waarde van het bloed daalt.

Sensoren in de hypothalamus registeren de lagere (gewenste) osmotische waarde.

De hypothalamus wordt geremd in de afgifte van ADH.

De hypothalamus wordt hierdoor gestimuleerd om ADH te maken en via hypofyse uit te scheiden

Slide 9 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zweten vs. kippenvel

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Thermoregulatie in de huid:
oorzaak en gevolg.
Sleep de gebeurtenis naar het bijbehorende effect. 
Er komt minder bloed onder het oppervlak van de huid. Daardoor vindt er minder warmteverlies plaats.
Haartjes gaan recht overeind staan. Hierdoor wordt de stroom van (koude lucht bemoeilijkt. Het lichaam koelt minder af
Verdamping van vloeistof op de huid onttrekt warmte aan het lichaam. Dit geeft een koelend effect.
De huid wordt rood en straalt veel warmte af
zweetafgifte
vernauwen van slagadertjes in lederhuid
verwijden van slagadertjes in lederhuid
samentrekken van haarspiertjes

Slide 11 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

  1. a. Welke verschillen zijn er tussen de bloedvaten in de twee afbeeldingen?
  2. b. De warmte-uitwisseling tussen het bloed in de slagader en het bloed in de naastgelegen ader is het grootst in welke afbeelding?
  3. c. (2p) In welke afbeelding is de omgevingstemperatuur het laagst?
               Leg je antwoord uit.

12.5 De Huid - opdr 47 en volgende ... 
In de ledematen van bepaalde zoogdieren kan het bloed in de richting van het hart worden vervoerd door aders die aan de oppervlakte liggen, en door aders die dicht langs de slagaders lopen (zie afbeelding 1 en 2).

Ken je de onderdelen?

Slide 12 - Tekstslide

a. In afbeelding 1 zijn de aders die aan de oppervlakte liggen, vernauwd. De ader die dicht langs de slagader loopt is verwijd. In afbeelding 2 is dit juist andersom.

b. afb 1

c. In afbeelding 1. In een koude omgeving wordt de warmteafgifte van het lichaam beperkt. Doordat er weinig bloed vlak onder het lichaamsoppervlak stroomt, wordt er weinig warmte aan de omgeving afgegeven.
Ik beheers de stof van H5 Gaswisseling en Uitscheiding
😒🙁😐🙂😃

Slide 13 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

T6 AFWEER
T13 AFWEER

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Video

Deze slide heeft geen instructies

BS. 1 Bescherming 
We worden ziek door pathogenen = ziekteverwekkers 
Als deze binnendringen in je lichaam/cellen noemen we dit infectie



  • Wat voor soort 'cellen' kunnen pathogenen zijn?
  • welke rol zou koorts spelen bij een infectie? 
  • waarom krijg je soms antibiotica voorgeschreven? (wanneer heeft dit geen zin?)

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ziekteverwekkers
syfilis



polio virus                   syfilis bacterie            eczeem schimmel        lyme bacterie

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Bacteriën en schimmels zijn gemaakt van cellen.

Virussen niet,
Leven virussen?

Antivirale middelen = tegen virussen
Antibacteriële antibiotica = tegen bacteriën
Antimycotische antibiotica = tegen schimmels

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bouw virus

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ziekteverwekkers
Het uitwendige milieu is het deel van het lichaam dat in contact staat met de buitenwereld: neus, mond, longen, maagdarmkanaal.

Het inwendige milieu kan alleen bereikt worden door het passeren van het celmembraan. 


Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eerste verdedigingslinie
Extern, aspecifiek (=niet-specifiek):
  • Mechanische afweer :
    huid, slijmvliezen

       
  • Chemische afweer:
    zoutzuur in maagsap, pH huid
*(huid heeft ook rol bij thermoregulatie, bescherming tegen uitdroging en UV-licht)

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tweede verdedigingslinie:
Afweer door het immuunsysteem (witte bloedcellen) 

  • Aangeboren = (niet specifiek, tegen alle lichaamsvreemde stoffen)
    macrofaag/fagocyt* 




  • Aangeleerd / verworven = (wel specifiek, je moet eerst ziek zijn geweest en geheugencellen aanmaken)
  B- en T-cellen 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

13.2 Afweer

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tweede verdedigingslinie:
Afweer door het immuunsysteem (witte bloedcellen) 

  • Aangeboren = (niet specifiek, tegen alle lichaamsvreemde stoffen)
    macrofaag/fagocyt* 



  • Aangeleerd / verworven = (wel specifiek, je moet eerst ziek zijn geweest en geheugencellen aanmaken)
  B- en T-cellen 

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Begrippen:
Antigenen, macrofagen en mestcellen.
Aangeboren niet specifiek

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

antigenen:


macrofaag: 


mestcellen:
Grote moleculen (eiwitten) die zich op de celmembranen bevinden en niet van het lichaam zelf zijn. Ook chemische- en/of gifstoffen kunnen antigenen zijn. Activeren het immuunsysteem.

Fagocyten die binnendringende ziekteverwekkers snel onschadelijk maken. (niet specifiek, ze 'eten' alle antigenen op (fagocytose).

Witte bloedcellen die zich vooral in de weefsels van de huid en slijmvliezen bevinden; geven chemische stoffen zoals histamine af bij contact met lichaamsvreemde stoffen, ziekteverwekkers of stoffen die bij een verwonding vrijkomen. Spelen een rol bij allergische reacties.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

verwerking (Einde les 1)
Maak nu 17 - 20 van bs 13.2

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Les 2 Verworven afweer

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Video

Deze slide heeft geen instructies

De verworven specifieke afweer is onder te verdelen in cellulaire afweer en humorale afweer. 

Het humorale (extracellulaire) afweersysteem richt zich op ziekteverwekkers in het lichaamsvocht (bloed etc.)

Het (intra)cellulaire afweersysteem richt zich op zieke, geïnfecteerde cellen.

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verworven afweer
Verworven afweer
Afweer gericht tegen één type ziekteverwekker en tegen veranderde eigen cellen; komt alleen bij gewervelde dieren voor

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verworven afweer (specifiek).
Omdat bacteriën en virussen zich snel kunnen vermeerderen zijn er vaak te weinig macrofagen om de infectie te stoppen. Daarom bouwt het lichaam een specifieke afweer op tegen pathogenen (ziekteverwekkers/antigenen) dat d.m.v. 'killer' cellen (Tc-cel), antistoffen en geheugencellen het lichaam kan verdedigen tegen deze pathogenen.



Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

verworven afweer
Voor de verworven afweer zijn lymfocyten betrokken de T (Thymus) cellen en B (Beenmerg) cellen.

Om bacteriën en virussen te kunnen bestrijden maakt het lichaam miljoenen van deze T- en B-cellen aan. Voor elke bacterie of virus een speciale B- en/of T-cel met de bij behorende unieke receptor. Dit zoeken gebeurt in het lymfestelsel en kost enkele dagen. Tijdens dit proces wordt je zieker.

Receptor: Moleculen op celmembraan van lymfocyt die één type antigeen kunnen binden.
Beenmerg : Bevat adulte stamcellen waaruit verschillende typen witte bloedcellen, zoals fagocyten, mestcellen en lymfocyten ontstaan.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe wordt de specifieke afweer geactiveerd?

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nu is de APC onderdeel geworden van de verworven afweer.
Aangeboren afweer

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reactie van T-cellen

Nadat de APC de pre-T-helpercel het antigeen heeft overgedragen wordt het specifieke afweersysteem geactiveerd.
Een deel wordt Tc-cellen:
T-helpercellen activeren de aanmaak van Tc-cellen (killer-cellen).
Een deel activeren B-cellen:
Hierdoor ontstaan plasmacellen en B-geheugen cellen.



Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reactie van B-cellen
Een deel wordt plasmacel
Maakt antistoffen tegen ziekteverwekkers

Een deel wordt geheugencellen
Langlevende cellen die bij een nieuwe infectie met een bekende ziekteverwekker de antigenen direct herkennen. Hierdoor zijn bij een volgende infectie sneller antistoffen te maken en wordt je niet meer (minder) ziek. Immuniteit!

Antistoffen
Eiwitten die zich binden aan de antigenen van een ziekteverwekker, waardoor de ziekteverwekker onschadelijk wordt gemaakt


Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

antigeen-antistof complex

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Cellulaire afweer
Humorale afweer
B-cellen maken antistoffen die binden aan ziekte-verwekkers
T-cellen prikken geïnfecteerde lichaamscellen kapot

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Allergische reacties
Het lichaam reageert op allergenen. Stoffen die het afweersysteem activeren maar onschadelijk zijn. (stuifmeel, stof, noten, additieven .....)

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samengevat

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 45 - Link

Deze slide heeft geen instructies

13.2 Afweer
Lees blz. 136-146
Maak 17 - 36 + Context 13 - een allergie

Klaar? Maak examen- trainer van Thema 5. 

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies