oefenen met naamvallen (SPQR les 5)

oefenen met naamvallen
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

oefenen met naamvallen

Slide 1 - Tekstslide

Schrijf de 5 naamvallen op en zet erachter hoe je de naamval vertaalt/ waarvoor hij wordt gebruikt.

Slide 2 - Open vraag

anno: welke naamval
A
nom.
B
gen.
C
acc.
D
abl.

Slide 3 - Quizvraag

solem: welke naamval?
A
nom.
B
gen.
C
dat.
D
acc.

Slide 4 - Quizvraag

poena: welke naamval?
A
gen.
B
dat.
C
acc.
D
abl.

Slide 5 - Quizvraag

dearum: welke naamval?
A
nom.
B
gen.
C
dat.
D
acc.

Slide 6 - Quizvraag

solis: welke naamval?
A
nom.
B
gen.
C
dat.
D
acc.

Slide 7 - Quizvraag

poenis: welke naamval?
A
nom.
B
gen.
C
dat.
D
acc.

Slide 8 - Quizvraag

ignibus: welke naamval?
A
gen.
B
dat.
C
acc.
D
abl.

Slide 9 - Quizvraag

Gladiis milites deos necant.
Wat is het onderwerp?
A
Gladiis
B
milites
C
deos
D
necant

Slide 10 - Quizvraag

Gladiis milites deos necant.
Welk woord staat in de nom.
A
Gladiis
B
milites
C
deos
D
necant

Slide 11 - Quizvraag

Gladiis milites deos necant.
Wat si het lijdend voorwerp?
A
Gladiis
B
milites
C
deos
D
er staat geen l.v. in de zin

Slide 12 - Quizvraag

Gladiis milites deos necant.
In welke naamval staat Gladiis?
A
gen.
B
dat.
C
acc.
D
abl.

Slide 13 - Quizvraag

Gladiis milites deos necant.
Vertaal de zin.

Slide 14 - Open vraag