A2 5.13 Het weekend

TaalCompleet A2
5.13 Het weekend
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2 Inburgering/alfabetisering volwasseneducatieBeroepsopleiding

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

TaalCompleet A2
5.13 Het weekend

Slide 1 - Tekstslide

Weekend

Slide 2 - Woordweb

Spelling

Waarom is "weekend" een gek woord?

Slide 3 - Tekstslide

weekend
Je schrijft     -ee-
Maar je zegt    -ie- 

Het is een Engels woord.

Slide 4 - Tekstslide

Wat doe jij meestal in het weekend?

Slide 5 - Open vraag

Na deze les:

- Kun je een voorstel doen voor plannen voor het weekend.

- Kun je op een voorstel reageren voor het weekend.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Link

Opdracht 122
blz. 206
Luister naar tekst 5.13  

-> Let op: Je krijgt hierna vragen over de tekst

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht 123
Waar praten Ahmed, Dilek en Laila over?
A
Over wat ze in het weekend hebben gedaan
B
Over hun plannen voor het weekend
C
Over het huiswerk
D
Over school

Slide 9 - Quizvraag

Opdracht 123
Waar praten Ahmed, Dilek en Laila over?
A
Over de Nederlandse les
B
Over het maken van een afspraak
C
Over de volgende vakantie
D
Over het weer

Slide 10 - Quizvraag

Blauwe woorden 5.13
blz. 206

Slide 11 - Tekstslide

de finale

Slide 12 - Tekstslide

winnen

Slide 13 - Tekstslide

sterk

Slide 14 - Tekstslide

verliezen

Slide 15 - Tekstslide

besloten (besluiten)

Slide 16 - Tekstslide

uitgaan

Slide 17 - Tekstslide

de kunst

Slide 18 - Tekstslide

winkelen

Slide 19 - Tekstslide

vreselijk

Slide 20 - Tekstslide

Ik ben het zat. (het zat zijn)

Slide 21 - Tekstslide

het schilderij, de schilderijen

Slide 22 - Tekstslide

het terras

Slide 23 - Tekstslide

de rivier

Slide 24 - Tekstslide

de alcohol

Slide 25 - Tekstslide

Opdracht met afbeeldingen
Welke afbeelding hoort bij het woord?
Zoek je klasgenoot met het kaartje dat bij jou hoort.

Slide 26 - Tekstslide

Opdracht 124
waar - niet waar?

blz. 206
groene en rode kaartjes

Slide 27 - Tekstslide

Opdracht
Welk woord past in de zin?

Kies een blauw woord uit het boek.
Schrijf het woord op het wisbordje.

Slide 28 - Tekstslide

Zullen we iets gaan drinken op een ............................? Het is mooi weer! 

Slide 29 - Tekstslide

We kunnen gaan .............................. . De winkels zijn vandaag open.

Slide 30 - Tekstslide

Ik ben zwanger, dus ik mag geen ................. drinken.

Slide 31 - Tekstslide

Ik hoop dat we de wedstrijd gaan .................... .

Slide 32 - Tekstslide

Zullen we samen ............................? Ik heb zin om te dansen!  

Slide 33 - Tekstslide

Ik wil dit weekend niet weer door de regen lopen. ................................. ! 

Slide 34 - Tekstslide

Ik houd niet van voetbal. Ik vind het ................................. ! 

Slide 35 - Tekstslide

Zal ik met de boot gaan varen op de .......................... ?

Slide 36 - Tekstslide

We kunnen met verf een  ........................... maken.

Slide 37 - Tekstslide

Zullen we dit weekend naar een museum gaan? Daar kunnen we naar ............................ kijken.

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Werkblad 1
Welke zinnen horen bij elkaar?
Trek een lijn.

Slide 40 - Tekstslide

Werkblad 2
Praat samen
met de taalbuddy's


Lees de vraag voor
Geef een antwoord

Slide 41 - Tekstslide

Rollenspel
door de taalbuddy's


werkblad 5.13b

Slide 42 - Tekstslide

Werkblad 5.13b
Praat samen
met de taalbuddy's

Slide 43 - Tekstslide

Welk cijfer geef je deze les?
110

Slide 44 - Poll

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 45 - Open vraag