4. Stoffen en materialen

Materialen in onze omgeving
  • Een materiaal is een stof, of een combinatie van stoffen, bestemd om verwerkt te worden tot een gebruiksvoorwerp.  
plaatmaterialen
metalen
legeringen (lijst)
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo b, k, tLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Materialen in onze omgeving
  • Een materiaal is een stof, of een combinatie van stoffen, bestemd om verwerkt te worden tot een gebruiksvoorwerp.  
plaatmaterialen
metalen
legeringen (lijst)

Slide 1 - Tekstslide

Metalen en corrosie
  • Metalen kunnen worden aangetast door corrosie.
    Ze reageren dan met zuurstof (oxideren)
    Dit gaat het snelst in aanwezigheid van water
  • Bij ijzer noem je dat roesten

  •  Metalen die dat gemakkelijk doen zijn onedel.
  • Natrium is een zeer onedel metaal
    ijzer is onedel

  • Metalen die dat niet gemakkelijk doen zijn edel
  •  Zilver is edel, goud en platina zeer edel

  •  Een metaal kan beschermd worden door:
  • galvaniseren (laagje zink)
  • verven

  • Sommige metalen corroderen niet onder het buitenste laagje. Aluminium, lood, tin en zink
  • andere wel. Ijzer kan doorroesten
da's zonde

Slide 2 - Tekstslide

Verspanen en verbinden
Bij verspanen verandert de vorm en haal je materiaal weg
lassen is een manier om stukken metaal aan elkaar te verbinden

Slide 3 - Tekstslide

k - a - r - e n

Slide 4 - Woordweb

Atomen en Moleculen
Materialen bestaan vaak uit meerder stoffen
Een stof bestaat uit moleculen
Een molecuul is opgebouwd uit één of meerdere atoomsoorten

Slide 5 - Tekstslide

Stoffen, Moleculen en temperatuur
  • Stoffen kunnen voorkomen in drie fasen.
    vast, vloeibaar en gasvormig>
  • Dit is afhankelijk van de temperatuur 
  • animatie 
     
  •  Stoffen kunnen ook uitzetten of krimpen
  • Ook dit is afhankelijk van de temperatuur
  • animatie  

Slide 6 - Tekstslide

Temperatuurschalen
Celsius
  •         










Kelvin  

 
  • Celsius naar Kelvin = +273
  • Kelvin naar Celsius = -273
een thermometer is een vloeistofreservoir met een stijgbuis.
Als de temperatuur stijgt, zet de vloeistof uit en komt hoger in de stijgbuis
1
Ijs smelt en water stolt 'altijd' bij dezelfde temperatuur.
Celsius noemde dit 0 graden celsius.
2
Water kookt ook 'altijd' bij dezelfde temperatuur.
Celsius noemde dit 100 graden celsius
3
4
5
6
7
8

Slide 7 - Tekstslide

Stofeigenschappen
  • Hoeveel woorden kon je maken met slechts een paar letters?
    a, s, t, r, e

  • Er bestaan miljoenen verschillende stoffen.
  • Al deze stoffen zijn opgebouwd uit de ongeveer 40 veel voorkomende atoomsoorten.
  • Zoals ieder woord een andere betekenis heeft , heeft iedere stof andere eigenschappen.
Stofeigenschappen
  • Water kan  vloeibaar zijn maar ook vast of gas.
  • Water van 20 graden Celsius is altijd vloeibaar

  • Water kan allerlei temperaturen hebben
  • water van 0 graden is aan het bevriezen
  • Water van 100 graden kookt

Slide 8 - Tekstslide

Deeltjes en fasen
water van beneden de 0 graden Celsius heeft een vaste vorm. Ijs.
  • Stoffen kunnen afhankelijk van de temperatuur in verschillende toestanden voorkomen. We noemen dit fasen.
Als het ijs een temperatuur van boven de 0 graden krijgt smelt het. De fase wordt dan vloeibaar.
water van 100 graden kookt. De vloeibare fase gaat over in de gasfase.

Slide 9 - Tekstslide

De waterkringloop
Het water in de zee is vloeibaar.
Door de warmte van de zon verdampt het en wordt waterdamp (gas)
1
Als in hogere luchtlagen de temperatuur daalt condenseert het water weer (vloeibaar). Er ontstaan druppels die als ze zwaar genoeg zijn naar beneden vallen (regen)
2
Als het nog kouder wordt kan de waterdamp zelfs overgaan in de vaste vorm. Het gaat sneeuwen.
3
Sneeuw zal uiteindelijk weer ontdooien (smelten) en met het regenwater via beekjes en rivieren terugstromen naar de zee.
4

Slide 10 - Tekstslide

Fase-overgangen
Alle faseovergangen hebben hun eigen naam
Van vast naar vloeibaar = smelten
Van vloeibaar naar vast = stollen
Van vloeibaar naar gas = verdampen
Van gas naar vloeibaar = condenseren
Van vast naar gas = sublimeren (vervluchtigen)
Van gas naar vast = rijpen

Slide 11 - Tekstslide

Fasen en deeltjes
  • De fase waarin een stof zit wordt bepaald door de beweeglijkheid van de kleinste deeltjes (moleculen of atomen)

  • Hoe hoger de temperatuur hoe harder de deeltjes bewegen

  • Hoe harder de deeltjes bewegen hoe meer ruimte en vrijheid ze nodig hebben
gas
1
vloeibaar
2
vast
3

Slide 12 - Tekstslide

Zuivere stof en mengsel
  • Een zuivere stof bestaat uit één soort moleculen

  • Een mengsel bestaat uit twee of meer soorten moleculen

Slide 13 - Tekstslide

Warmte, temperatuur en faseovergangen
  • Als je aan een stof warmte toevoegt
    stijgt de temperatuur
  • Om de temperatuur te laten dalen moet
    warmte worden afgevoerd

  • Als je aan (zuiver) ijs van -20 graden Celsius
    warmte toevoegt stijgt de temperatuur
  • Bij 0 graden gaat het ijs smelten
    het wordt vloeibaar water.
  • Bij 100 graden gaat het water koken
  • Een zuivere stof heeft een smelt-/stolpunt
    en een kook-/condensatiepunt

  • Als je een vloeistofmengsel afkoelt gaat het
    op een gegeven moment stollen
  • tijdens het stollen daalt de temperatuur licht
    verder.
  • Een mengsel heeft een stol-/smelttraject
  • Een mengsel heeft een kook-/condenstietraject
1
2

Slide 14 - Tekstslide

faseovergangen en warmte
Warmte nodig voor:
  • smelten
  • verdampen
  • vervluchtigen (sublimeren)

Warmte komt vrij bij:
  • stollen
  • condenseren
  • rijpen

Slide 15 - Tekstslide

Zwaar en licht (dichtheid)
  • De massa van een voorwerp wordt bepaald door het aantal (en de grootte van) moleculen.
  • Maar wat is dan zwaarder? Hout of ijzer?
  • Een houten boot is zwaarder dan een ijzeren spijker.
  • Toch zou je denken dat ijzer zwaarder is.
  • Ijzer zinkt in water, hout drijft.

  • Om eerlijk te vergelijken moeten we kijken naar gelijke volumes (bv 1 cm3)

  • We kijken dan naar de dichtheid.
  • De dichtheid van een stof is de massa van 1cm3 van die stof

  • Dichtheid is een stofeigenschap.
  • Het ijzer van de Eiffeltoren heeft dezelfde dichtheid als het ijzer van het kleinste spijkertje

  • onderzeeër
samenvatting

Slide 16 - Tekstslide

Dichtheid berekenen
tabel
  • Om de dichtheid te berekenen moet je
    de massa en het volume weten.
  • De massa kun je bepalen met een balans
  • Het volume van regelmatige voorwerpen kun je berekenen.
  • bv Een balk: lengte x breedte x hoogte
  • Van onregelmatige voorwerpen (bv een steen) moet dat anders

    of

  • Als je massa en volume weet kun je de dichtheid berekenen met

    dichtheid = massa : volume
De onderdompelmethode
De overloopmethode

Slide 17 - Tekstslide

Gevaarlijke stoffen
stoffen kunnen om verschillende redenen gevaarlijk zijn.
  • brandbaar
  • explosief
  • bijtend
  • giftig
  • of zelfs dodelijk 








  • tabel 31 in BINAS 
  • gifwijzer in de lade 
veiligheidskaart
Als je met een chemische stof moet werken lees je eerst de veiligheidskaart 
pictogrammen
Met picto's wordt op de verpakking al een hoop informatie gegeven

Slide 18 - Tekstslide

Stoffen in het milieu

afval
De hoeveelheid huishoudelijk afval per inwoner is sinds 1950 verviervoudigd
Wat gooien we dan precies allemaal weg?
Wat doen we ermee?
Steeds "groener"

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide