§7.4 Wat geeft de overheid uit?

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Voorkennis                                                                               5 min
  • Leerdoelen                                                                               2 min
  • Filmpje Prinsjesdag                                                             2 min
  • §5.4 interactieve uitleg                                                     10 min
  • Bezig met de opdrachten/nakijken/vragen            20 min
  • Leerdoelen controleren                                                    10 min



Slide 2 - Tekstslide

Inkomsten overheid
  • Belastinginkomsten en premies
  • Niet-belastinginkomsten 

Voorbeelden?

Slide 3 - Tekstslide

Belastingen
Het grootste deel van de inkomsten van de overheid bestaat uit belastingen. Er zijn directe belastingen en indirecte belastingen.

Wat is het verschil?

Slide 4 - Tekstslide

Directe belastingen
Worden direct aan de belastingdienst betaald.

Het gaat om de belasting over inkomen, winst en vermogen.

Voorbeelden?
Aantekening H5.3

Slide 5 - Tekstslide

Indirecte belastingen
Worden NIET direct aan de belastingdienst betaald.

Voorbeelden?
Aantekening H5.3

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoelen

  • Aan het einde van de les weet ik wat een rijksbegroting is.

  • Aan het einde van de les ken ik de gevolgen van een begrotingstekort.

  • Aan het einde van de les kan ik uitleggen welke belastingen wij als burgers aan het Rijk betalen.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Prinsjesdag
  • 3e Dinsdag van september

  • De Rijksbegroting = een overzicht van de verwachte inkomsten en uitgaven van het Rijk

  • De Miljoenennota = de toelichting op de rijksbegroting

Slide 9 - Tekstslide

Miljoenennota
Een toelichting op de rijksbegroting. De Miljoenennota beantwoordt vragen zoals:

  • Wat zijn de belangrijkste plannen?

  • Wat gaan die plannen kosten?

Slide 10 - Tekstslide

Staatsschuld
Als de overheid meer geld uitgeeft dan er binnenkomt, spreek je van een begrotingstekort. Om de uitgaven toch te kunnen doen, moet de overheid geld lenen. Doordat de overheid jaren achtereen een tekort heeft gehad, is er een staatsschuld ontstaan.

Slide 11 - Tekstslide

Staatsschuld
een begrotingstekort = toename staatsschuld

een begrotingsoverschot = afname staatschuld

Slide 12 - Tekstslide

Begrotingstekort --> lenen --> hogere staatsschuld
  • Begrotingstekort: €10 miljard (310 miljard uitgaven - 300 miljard inkomsten)

  • Dan gaan we €10 miljard lenen

  • Stel we hadden een schuld gehad van €110 mrd, dan is de nieuwe staatsschuld €120 mrd (€110 mrd + €10 mrd).

Slide 13 - Tekstslide

Wat had de coronaciris voor gevolgen voor de Nederlandse bevolking als het gaat om de financiële situatie?

Slide 14 - Open vraag

Aan de slag!

- Maken §7.4 de opdrachten 2 t/m 13!



- Klaar? Kijk heel H7 na en verbeter je fouten. Ga dan verder met reken-/examenopdrachten.
timer
20:00

Slide 15 - Tekstslide

Bespreken opdracht 5

Slide 16 - Tekstslide

Leerdoelen

  • Aan het einde van de les weet ik wat een rijksbegroting is.

  • Aan het einde van de les ken ik de gevolgen van een begrotingstekort.

  • Aan het einde van de les kan ik uitleggen welke belastingen wij als burgers aan het Rijk betalen.

Slide 17 - Tekstslide

Welke belastingen betalen wij als burgers aan het Rijk?

Slide 18 - Open vraag

Wat is de rijksbegroting?

Slide 19 - Open vraag

Welke gevolgen heeft een begrotingstekort?

Slide 20 - Open vraag