Verschillende type toetsvragen

1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat vind je lastig aan het vak geschiedenis?

Slide 2 - Woordweb

Welk type toetsvraag vind je lastig?
Commentaar geven op een bewering
Kennisvraag met bron
Verband uitleggen met bron
Continuïteit/discontinuïteit
Boodschap van de bron/mening van de maker
Beoordelen van bronnen (o.a. betrouwbaarheid)
Chronologie

Slide 3 - Poll

Lees stappenplan Examenvragen
- Ga naar teams (BOM - geschiedenis- SIJN)
- Ga naar bestanden
- Ga naar lesmateriaal
- Neem het stappenplan door

Slide 4 - Tekstslide

Over welk type vraag heb je vragen?

Slide 5 - Woordweb

Waar zitten we in de lesstof?
HC - De Verlichting 
Leidende vragen:
1. Welke ideeën ontstonden tijdens de Verlichting over een meer rechtvaardige samenleving (1650-1789)?

2. Hoe werden verlichte ideeën tijdens de democratische revoluties in de Verenigde Staten en Frankrijk in de praktijk gebracht (1776-1813)?

3. In welke mate bepaalden verlichtingsideeën de politieke cultuur in Europa (1813-1900)?

Slide 6 - Tekstslide

Maak oefenvragen Examen
- Ga naar teams (BOM - geschiedenis- SIJN)
- Ga naar bestanden
- Ga naar lesmateriaal
- Maak vragen 1 en 2

Slide 7 - Tekstslide

Antwoorden 

Slide 8 - Tekstslide

Vraag 1 - 4 punten
- Locke en Rousseau vonden beiden dat de mensen in een sociaal contract afspraken een deel van hun vrijheid af te staan aan de overheid / staat.
- Locke vond dat als een overheid niet het leven, bezit en vrijheid beschermde van de burgers, zij een andere regering mochten aanstellen
Rousseau vond dat het volk soeverein was en dat de staat de algemene wil – de wil van de samenleving – moest vertegenwoordigen.
- In dit fragment van de Onafhankelijkheidsverklaring komen de opvattingen van Locke vooral naar voren, zoals blijkt uit: ‘telkens wanneer enige regeringsvorm met deze doeleinden in strijd komt, het volk het recht heeft hem te veranderen of teniet te doen en een nieuwe regering in te stellen.


Slide 9 - Tekstslide

Vraag 2 - 3 punten
 - Door het proces van centralisatie en staatsvorming trokken de vorsten steeds meer macht naar zich toe, totdat deze zowat absoluut (‘onbeperkt’) werd.
- Dat de vorsten op allerlei gebied absolute macht hadden, werd gerechtvaardigd doordat zij plaatsvervangers zouden zijn van God op aarde.
- Zij mogen echter niet ‘naar willekeur’ regeren, (mogen dus geen tiran zijn,) maar mogen deze macht alleen gebruiken ‘in het belang van de gemeenschap’. Dat is een verlichte (absolute) gedachte.

Slide 10 - Tekstslide

Heb je nog vragen?

Slide 11 - Open vraag