1.2 les 1 Werken en wonen

Lesdoel
HAMM vraag
Doel:
Doel
We weten welke gevolgen de industriele revolutie had voor de arbeiders
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
geschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Lesdoel
HAMM vraag
Doel:
Doel
We weten welke gevolgen de industriele revolutie had voor de arbeiders

Slide 1 - Tekstslide

Wat betekent censuskiesrecht in 1848?
A
Mannen mogen stemmen
B
Rijke mannen en vrouwen mogen stemmen
C
Als een man genoeg belasting betaald mag hij stemmen
D
Niemand mag stemmen

Slide 2 - Quizvraag

Ministeriële verantwoordelijkheid betekent:
A
Ministers kunnen niet vervolgd worden
B
Ministers zijn verantwoordelijk voor goed bestuur
C
Ministers hebben geen invloed
D
Ministers zijn verantwoordelijk voor de koning

Slide 3 - Quizvraag

Koninkrijk met een grondwet is:
A
Parlementaire democratie
B
Constitutionele monarchie

Slide 4 - Quizvraag


Welk gevolg had de Luxemburgse Kwestie?

Slide 5 - Open vraag

Wie heeft de wetgevende macht?
A
Parlement
B
Regering
C
Rechters

Slide 6 - Quizvraag

Recht van amendement heeft/hebben:
A
De Eerste Kamer
B
De Tweede Kamer
C
Beide Kamers

Slide 7 - Quizvraag

Nederland is een Constitutionele Monarchie. Leg uit wat beide begrippen beteken.

Slide 8 - Open vraag

Recht van budget heeft/hebben:
A
De Eerste Kamer
B
De Tweede Kamer
C
Beide Kamers

Slide 9 - Quizvraag

Het parlement is:
A
Eerste en Tweede Kamer
B
Ministers en staatssecretarissen

Slide 10 - Quizvraag

De persoon op deze afbeelding is:

Slide 11 - Open vraag

1.2 Industrialisatie
  • Industrialisatie: overgang van handwerk naar werken met machines.
  • Mensen leven in slechte omstandigheden.
  • Hebben een laag loon en kunnen niet protesteren: dan worden ze ontslagen.

Slide 12 - Tekstslide

Nederland industrialiseert...toch
  • Vanaf 1870 steeds meer fabrieken

  • Liberalen aan de macht: meer economische vrijheid

  • Koning Willem wil van Nederland een modern land maken met goede infrastructuur en industrie

  • Voldoende arbeidskrachten 

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Woonomstandigheden
  • Slechte woningen (snel gebouwd dus: haastige spoed...)

  • Panden die niet als woning zijn bedoeld (zoals kelderwoningen)

  • Dichtbij fabrieken

  • Slechte hygiëne, riolering en watervoorzieining

Slide 15 - Tekstslide


In delen van Noord- en Oost-Nederland was het trouwens niet veel beter...

Slide 16 - Tekstslide

Wie helpt de arbeiders? (1)
  • Sommige fabrikanten gaven de arbeiders wél wat extra's (soms ook uit eigen belang: een fittere arbeider werkt harder...)

  • Arbeiders gaan staken: dit werkt alleen als iedereen gaat staken, en dat was moeilijk vol te houden

  • Arbeiders gaan samenwerken in vakbonden.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Begintaak
Wat is het verschil tussen de sociaal-democraten en de communisten?

Slide 19 - Tekstslide

Verandering via Revolutie of parlement
  • Armoede aanpakken via revolutie. Karl Marx: communisme. Arbeiders moeten in opstand komen tegen armoede.
  • Armoede aanpakken via parlement zijn sociaaldemocraten. Zij willen dat rijken meer belasting betalen om armoede op te lossen.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Huiswerk
Leren: Paragraaf 1.2
Maken: 2,3,4,6,9,10 en 11

Slide 22 - Tekstslide