T2C Les Nederlands 25 januari 2021

Les Nederlands 
25 januari 2021
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Les Nederlands 
25 januari 2021

Slide 1 - Tekstslide

Doel van de les
Betoog analyseren

Nakijken tekst jeugdjournaal

Aan het eind van deze les weet je wat achtervoegsels zijn en kun je achtervoegsels herkennen.

Slide 2 - Tekstslide

Betoog
Analyseer je betoog.

Voorbeelden van een goed betoog

Vragen over je betoog

Slide 3 - Tekstslide

Theorie en startopdracht
Gezamenlijk bekijken we de theorie.
In deze les gaat het over achtervoegsels.

Slide 4 - Tekstslide

De theorie over achtervoegsels 1
Sommige woorden bestaan uit een woord en een voorvoegsel. Bijvoorbeeld: Plastic flessen kun je heel goed hergebruiken. Her betekent opnieuw. Hergebruiken is dus opnieuw gebruiken. Een voorvoegsel kan je helpen de betekenis van het woord te vinden.

Slide 5 - Tekstslide

De theorie over achtervoegsels 2
Voorvoegsels die veel voorkomen, zijn:
anti- = tegen                                                            ex- = niet meer
her- = weer, opnieuw                                           inter- = tussen
mini- = heel klein                                                   mis- = verkeerd, fout
non- = niet, zonder                                               on- = niet
wan- = slecht, verkeerd


Slide 6 - Tekstslide

De theorie over achtervoegsels 3
Sommige woorden eindigen met een achtervoegsel. Je kunt de betekenis van een woord met een achtervoegsel vaak zelf achterhalen.
Bijvoorbeeld: Mijn neef is een beoefenaar van taekwondo. In beoefenaar herken je het woord beoefen en het achtervoegsel -aar. Een beoefenaar van taekwondo is dus iemand die taekwondo beoefent.




Slide 7 - Tekstslide

De theorie over achtervoegsels 4
Achtervoegsels die veel voorkomen, zijn: -aar, -lijk, -heid, -teit, -baar, -atie, -aard, -isch, -ing, -ig, -sel, -loos, -vol, -lijks. 
Door het achtervoegsel verandert de betekenis van het woord. Kijk dus altijd goed in de zin wat er precies wordt bedoeld.




Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Link

Huiswerk
1. Maak de aangegeven opdrachten van Woordenschat H4.
2. Maandag 1 februari moet je de volgende onderdelen af hebben:
Schrijven H4, Kijken en luisteren H4, Woordenschat H4, Taalverzorging H1 (zinnen en zinsdelen) en Taalverzorging H2 (woordsoorten), 
3. Vrijdag 13 februari moet je verhaal in Classroom af zijn en de opdrachten Poezie en Fictie C

Heel veel succes! Heb je vragen? Steek je hand op of stel je vraag via de chat.

Slide 10 - Tekstslide