Passé composé 2MH

Bonjour
Hierbij een LessonUp waar je nog een keer kan oefenen met de passé composé
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Bonjour
Hierbij een LessonUp waar je nog een keer kan oefenen met de passé composé

Slide 1 - Tekstslide

Zet de stappen in de correcte volgorde om de passé composé te maken van de regelmatige werkwoorden -ER
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Een vervoeging van avoir maken
Maak de stam van het werkwoord op -er
Plak 'é' achter de stam
Zoek het onderwerp

Slide 2 - Sleepvraag

Verschil présent en passé composé
Présent = tegenwoordige tijd (ik geef)
Passé composé = voltooid tegenwoordige tijd (ik heb gegeven)

Présent = je donne
passé composé = j'ai donné

Slide 3 - Tekstslide

Wanneer gebruik je de passé composé?
A
Om te vertellen dat je nu iets doet.
B
Om te vertellen dat je iets in de toekomst gaat doen.
C
Om te vertellen dat je iets hebt gedaan.
D
Om te vertellen dat je iets niet gaat doen.

Slide 4 - Quizvraag

Verbind de vervoegingen van avoir met het correcte onderwerp.
Je/J'
Tu
Il/elle/on
Nous
Vous
Ils/elles
avons
ont
a
as
avez
ai

Slide 5 - Sleepvraag

In welke zin staat de passé composé?
A
Ik speel
B
Ik speelde
C
Ik zou spelen
D
Ik heb gespeeld

Slide 6 - Quizvraag

Zet in de PC:
Tu (écouter)
A
es écouté
B
as écouté
C
a écoute
D
ont écouté

Slide 7 - Quizvraag

Zet in de PC:
Ils (refuser)
A
ont refusé
B
a refusé
C
est refusé
D
sont refusé

Slide 8 - Quizvraag

Zet in de PC:
Wij hebben gewoond (habiter)

Slide 9 - Open vraag

Zet in de PC:
Zij hebben gekocht
(vrouwelijk meervoud)(acheter)

Slide 10 - Open vraag

Schrijf de voltooid deelwoorden op van:
être avoir faire

Slide 11 - Open vraag

Mettez au passé composé:
Je suis en vacances
(schrijf de hele zin op)

Slide 12 - Open vraag

Mettez au passé composé:
Paul a un accident de vélo.
(schrijf de hele zin op)

Slide 13 - Open vraag

Mettez au passé composé:
Vous faites quoi en vacances?
(schrijf de hele zin op)

Slide 14 - Open vraag

Mettez au passé composé:
Christine, tu es sportive!
(schrijf de hele zin op)

Slide 15 - Open vraag

Mettez au passé composé:
ABBA a des grands succès.
(schrijf de hele zin op)

Slide 16 - Open vraag