In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.
10 min. Zs
Lezen
De persoonsvorm vind je door:
- De zin in een andere tijd te zetten
- De zin vragend te maken
Het onderwerp vind je door:
- Wie/wat + pv?
1. vul altijd het ww 'lopen' in
2. Loop ik loop
loop jij loopt
loopt hij/zij loopt
loopt het loopt
vb. Het (worden)....... morgen mooi weer
1. het loopt -> het wordt
2. Verleden tijd
1. Noteer de stam (-en)
2. Wat is de laatste letter?
3. Staat de letter in
't exkofschip
Ja -> +te
Nee -> +de
voorbeeld:
Leren fietsen
Ben je met alles klaar:
- Nakijken!
- Andere opdrachten maken