Grammatica zinsdelen Les 75: Lijdend voorwerp (2)

Welkom 1C!
Pak je leesboek er vast bij.
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom 1C!
Pak je leesboek er vast bij.

Slide 1 - Tekstslide

Deze les...
- Bijpraten
- Stil lezen
- Doelen doornemen
- Herhaling Lijdend voorwerp
- Aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Stil lezen
Pak je boek
en geniet
van het verhaal!

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen
- Ik kan de pv van een zin aanwijzen.
- Ik kan het ow van een zin aanwijzen.
- Ik kan het wg van een zin aanwijzen.
- Ik kan het lv van een zin aanwijzen.

Slide 4 - Tekstslide

Wat is de pv?

Johan heeft vrijdag het Bevrijdingsfestival bezocht.

Slide 5 - Open vraag

Wat is het ow?

Johan heeft vrijdag het Bevrijdingsfestival bezocht.

Slide 6 - Open vraag

Wat is het wg?

Johan heeft vrijdag het Bevrijdingsfestival bezocht.

Slide 7 - Open vraag

Wat is het lv?

Johan heeft vrijdag het Bevrijdingsfestival bezocht.

Slide 8 - Open vraag

Het lijdend voorwerp (lv)
1.  Benoem de pv.
2. Verdeel de zin in zinsdelen.
3. Benoem het ow.
4. Benoem het wg.
5. Stel de vraag: wie/wat + ow + wg?
     Het antwoord op de vraag is het lijdend voorwerp (lv).

Slide 9 - Tekstslide

Het lijdend voorwerp (lv)
Roy heeft in de pauze een broodje gezond gekocht.

1. De pv is 'heeft'.
2. Roy / heeft / in de pauze / een broodje gezond / gekocht.
3. Het ow is 'Roy'.
4. Het wg is 'heeft gekocht'.
5. Wie/wat heeft Roy gekocht? >> 'een broodje gezond' is lv.

Slide 10 - Tekstslide

Het lijdend voorwerp (lv)
Let op!
- Niet elke zin bevat een lijdend voorwerp.
- Het lijdend voorwerp begint nóóit met een voorzetsel
   (aan, bij, voor, onder, achter, naast, tussen, vanwege, enz.)

Slide 11 - Tekstslide

Wat is het lv?

Ik heb een heerlijke vakantie gehad.
A
Ik
B
heb gehad
C
een heerlijke vakantie
D
(er is geen lv)

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het lv?

Morgen gaat Maria naar balletles.
A
Morgen
B
Maria
C
naar balletles
D
(er is geen lv)

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het lv?

Iedere vrijdag bakt mijn oma een verrukkelijke appeltaart.
A
Iedere vrijdag
B
mijn oma
C
een verrukkelijke appeltaart
D
(er is geen lv)

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het lv?

De docent stelt zijn leerlingen een lastige vraag.
A
De docent
B
zijn leerlingen
C
een lastige vraag
D
(er is geen lv)

Slide 15 - Quizvraag

Les 75: Het lijdend voorwerp (lv)
Samengevat:
Het lijdend voorwerp (lv) ...
- is één woord of een groepje woorden.
- vind je met de vraag: Wie/wat + ow + wg?
- begint nóóit met een voorzetsel.

Slide 16 - Tekstslide

Aan de slag!
MNV Les 75: Lijdend voorwerp (blz. 154-155), opdr. 1-10.

Deze opdrachten zijn huiswerk voor dinsdag 9 mei, 4e uur.

Antwoordboeken liggen in de kast en staan in Teams.

Slide 17 - Tekstslide