Grammatica - Gezegde

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k, g, t
• Leerjaar 1

Gezegde

Leerdoelen

Je leert het gezegde van een korte zin vinden.

Zinnen

Zinnen bestaan uit zinsdelen.

persoonsvorm

onderwerp

Gezegde

Bijzonder zinsdeel

Bestaat soms uit twee delen.

Gezegde

Alle werkwoorden in de zin

Ik ga op mijn fiets naar school

!

De persoonsvorm is ook een werkwoord, die hoort altijd bij het gezegde!

Gezegde

Alle werkwoorden in de zin

Ik ga op mijn fiets naar school

gez = ga

!

De persoonsvorm is ook een werkwoord, die hoort altijd bij het gezegde!

Gezegde

Altijd één zinsdeel, ook als ze niet naast elkaar in de zin staan.

Mette heeft gisteren een blauwe rok gepast

Gezegde

Altijd één zinsdeel, ook als ze niet naast elkaar in de zin staan.

Mette heeft gisteren een blauwe rok gepast

gez = heeft gepast

Gezegde

Vertelt wat er in de zin gebeurt, of wat het onderwerp doet. 

Mike wil deze winter zijn nieuwe snowboard gaan proberen.

pv = wil

ow =

gez = 

Mike wil deze winter zijn nieuwe snowboard gaan proberen.

pv = wil

ow = Mike

gez = 

Mike wil deze winter zijn nieuwe snowboard gaan proberen.

pv = wil

ow = Mike

gez = wil gaan proberen

Het discofeest loopt een beetje uit.

pv = loopt

ow = 

gez = 

Het discofeest loopt een beetje uit.

pv = loopt

ow = Het discofeest

gez = 

Het discofeest loopt een beetje uit.

pv = loopt

ow = Het discofeest

gez = loopt uit

Zinsdelen

Zinnen bestaan uit zinsdelen.

Persoonsvorm en onderwerp ken je al.

Het gezegde is ook een zinsdeel.

Zinsdelen

Gezegde:

• Het zijn alle werkwoorden in een zin
• Zegt iets over wat er in de zin gebeurt
• Is altijd één zinsdeel, ook als de werkwoorden niet naast elkaar staan