Oefenvragen Gezondheidskunde 2

Oefenvragen gezondheidskunde 2
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Oefenvragen gezondheidskunde 2

Slide 1 - Tekstslide

Een stotteren is een voorbeeld van een zintuigelijke beperking
A
Juist
B
Onjuist

Slide 2 - Quizvraag

Iemand die blind is, heeft een motorische beperking
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quizvraag

Welke uitspraak over hulpmiddelen bij beperkingen is juist?
A
Met een hulpmiddel kun je een beperking altijd volledig compenseren.
B
Door het gebruik van hulpmiddelen bevorder je de zelfstandigheid van de cliënt.

Slide 4 - Quizvraag

Een delier is een toestand van acute met een achterliggende lichamelijke oorzaak.



A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Delier
Een delier is te omschrijven als een plotseling opgekomen verwardheid en heeft altijd een lichamelijke oorzaak.

Bijvoorbeeld een long- of blaasontsteking, alcohol-, drug- of medicatievergiftiging, of juist door onttrekking van een drug, alcohol of medicatie.

Slide 6 - Tekstslide

Anatomie:
Wat is een fontanel?
A
Een onderdeel van de aangezichtsschedel van een volwassene.
B
Een onderdeel van de aangezichtsschedel van een baby.
C
Een opening tussen de schedelbeenderen bij een baby.
D
Een opening tussen de schedelbeenderen bij een volwassene.

Slide 7 - Quizvraag

De .... zorgt voor herstel van het lichaam.
A
Droomslaap (REM-slaap)
B
Diepe slaap
C
Sluimerfase
D
Lichte slaap

Slide 8 - Quizvraag

Tijdens de ..... verwerken de hersenen informatie die overdag is opgedaan.
A
Droomslaap (REM-slaap)
B
Diepe slaap
C
Sluimerfase
D
Lichte slaap

Slide 9 - Quizvraag

Tijdens de .... dalen de ademhaling en het hartritme tot het laagste ritme.
A
Sluimerfase
B
Droomslaap (REM-slaap)
C
Diepe slaap
D
Lichte slaap

Slide 10 - Quizvraag

4 slaapfases
1. Sluimerfase
De sluimerfase is de overgangsfase tussen waken en slapen. De oogbeweging wordt trager. Je hebt moeite je ogen open te houden en valt uiteindelijk in slaap. De hersenactiviteit neemt langzaam af.

2. Lichte slaap
In deze fase begint de slaap, maar deze is nog heel licht. Je wordt niet meer van elk geluid wakker, maar je kan makkelijk gewekt worden.

3. Diepe slaap
Dit is de fase van de echte, diepe slaap. Ademhaling en hartritme dalen tot het laagste ritme. Als je uit deze slaap gewekt wordt, ben je gedesoriënteerd en heb je tijd nodig om je te realiseren waar je bent. Deze fase zorgt voor fysiek herstel.

4. Droomslaap (REM-slaap)
In deze fase zijn er snelle oogbewegingen (Rapid Eye Movement) en is er sprake van grote hersenactiviteit. Spieren zijn volledig ontspannen

Slide 11 - Tekstslide