Lesweek 5 2.3 Gespreksdoelen 2.4 Vraagsoorten en LSD

1 / 20
volgende
Slide 1: Video
Zorg en WelzijnMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

Open vragen
  • Zijn vragen die beginnen met een vragend voornaamwoord, zoals: Hoe? Wat? Wanneer? Waar? Wie of Waarom?
  • Je nodigt iemand uit om vrij (en uitgebreid) te zeggen wat zij/hij wil. (gevoelens, mening, gedachten en ervaringen)
  • Goed voor de relatie: je bent betrokken

Slide 2 - Tekstslide

De Wondervraag
-  Hoe zou de situatie er uit zien (in detail) zijn als er een wonder gebeurt en het probleem is opgelost? Dit is een vraag die zelf oplossend vermogen van de cliënt stimuleert. Het motiveert cliënt buiten de kaders te denken. Bijv. Wat als…' ‘Als je zou weten hoe…' ‘Als je zou kunnen…'
‘Stel je voor…' ‘Beeld je in dat…'
‘Doe gewoon eens alsof…'

Slide 3 - Tekstslide

Reflecterende vraag
- Gevoel van de ander weergeven. Voorbeelden:
Welke tegenslagen heb je gehad en wat kun je hiervan leren? Waar wil je nooit meer naar terug? Wat heb je goed gedaan en waar je ben je trots op? Heb je genoeg tijd voor jezelf genomen?

Slide 4 - Tekstslide

Schaalvraag
Vraag waarbij je de ander op een schaal van 1 tot 10 iets laat aangeven.
Bijv. hoeveel pijn heeft u?

Slide 5 - Tekstslide

Copingvraag
Je vraagt hoe de ander omgaat met de situatie waarin hij/zij zich bevindt.
Bijv. Hoe lukt het je om het vol te houden?

Slide 6 - Tekstslide

Keuzevraag
- Is een gesloten vraag
Voorbeeld:
Wil je de rode of  blauwe pil (The Matrix)?

Slide 7 - Tekstslide

Confronterende vraag
Je stelt een vraag over de tegenstrijdigheden die je hoort in verhaal van de ander.
Vb. Je zegt dat je luistert, maar je zit constant op je mobiel.

Slide 8 - Tekstslide

Gesloten vragen
  • Zijn vragen waarop maar 1 antwoord mogelijk is (ja of nee), maar ook keuze vragen (of/of)
  • Beginnen met een persoonsvorm (=werkwoordsvorm) bijv: Heb jij ook honger? Wil je koffie of thee?
  • Als je snel iets (feit) wilt weten
  • Het komt wat zakelijk en kil over

Slide 9 - Tekstslide

Dubbele vragen
Vraag waarbij je in één zin twee of meerdere vragen stelt.
Vaak verwarrend.
Vb. Hoe gaat het met je, zal ik het raam opendoen?

Slide 10 - Tekstslide

Suggestieve vragen
  • = vragen waar al een mening/oordeel van jezelf in verborgen zit. Bijvoorbeeld: Vind je deze les ook niet saai? 
  • Eigenlijk stel je de vraag alleen omdat je bevestiging wilt hebben van de ander; je wilt dat hij het er mee eens is.
  • Vaak durven mensen/kinderen bij deze vragen niet met hun echte mening komen en zullen met je meepraten. 
  • Stel dit soort vragen dus niet!!!!
  • Wil je de mening van de ander weten, stel dan een open vraag!
  • Bijvoorbeeld: Wat vind je van deze les? 

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Waar staat LSD voor?
- (actief) Luisteren
- Samenvatten
- Doorvragen

Slide 13 - Tekstslide

LSD
  • Herhaal wat de ander gezegd heeft (luisteren)

  • Vat het samen (samenvatten)

  • Vraag of je het goed begrepen hebt en vraag om verduidelijking.  (doorvragen)

Slide 14 - Tekstslide

Het raadspel
Mijn bizarre hobby

Slide 15 - Tekstslide

Raadspel
stap 1: Er krijgt van mij iemand een kaartje met een bizarre hobby

stap 2: Jullie raden wat de bizarre hobby is. Er is 1 spelregel: je mag niet vragen: “Wat is jouw hobby?” 


Slide 16 - Tekstslide

Raadspel
Voor de verteller: 
Gesloten vragen beantwoord je alleen met ja of nee
Open vragen met een ruimer antwoord, 

Meerkeuze vragen met nee, 
Suggestieve vragen met “Dat zijn jouw woorden.” Hou het luchtig.

Voor de ondervrager:
Nadat je je vraag gesteld hebt mag de buurman/vrouw aan de linker kant vertellen wat voor soort vraag dit was. Daarna geeft de verteller pas zijn/haar antwoord.

Slide 17 - Tekstslide

We hebben nu:
  • Luisteren
  • ....
  • Doorvragen                              Welke missen we?

Slide 18 - Tekstslide

LSD Raadspel
Voor de verteller: 
Gesloten vragen beantwoord je alleen met ja of nee
Open vragen met een ruimer antwoord, 

Meerkeuze vragen met nee, 
Suggestieve vragen met “Dat zijn jouw woorden.” Hou het luchtig.

Voor de ondervrager:
Nadat je je vraag gesteld hebt mag de buurman/vouw aan de linker kant vertellen wat voor soort vraag dit was. Daarna geeft de verteller pas zijn/haar antwoord.

Slide 19 - Tekstslide

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 20 - Tekstslide