3bk toets Woordenschat H4,5,6

Toets Woordenschat H4, 5 en 6
Lees de opdrachten en teksten goed door  en beantwoord daarna de vragen.

Succes!
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Toets Woordenschat H4, 5 en 6
Lees de opdrachten en teksten goed door  en beantwoord daarna de vragen.

Succes!

Slide 1 - Tekstslide

Noteer de betekenis van de volgende woorden en uitdrukkingen.
1 op de voet volgen

Slide 2 - Open vraag

Noteer de betekenis van de volgende woorden en uitdrukkingen.
2 de benen uit zijn lijf lopen

Slide 3 - Open vraag

Noteer de betekenis van de volgende woorden en uitdrukkingen.
3 met de nek aankijken

Slide 4 - Open vraag

Noteer de betekenis van de volgende woorden en uitdrukkingen.
4 kwaliteit

Slide 5 - Open vraag

Noteer de betekenis van de volgende woorden en uitdrukkingen.
5 accepteren

Slide 6 - Open vraag

Welk woord hoort er niet bij?
A
bank
B
geldinstelling
C
stop
D
zitmeubel

Slide 7 - Quizvraag

Welk woord hoort er niet bij?
A
das
B
dier
C
kledingstuk
D
muziekinstrument

Slide 8 - Quizvraag

Welk woord hoort er niet bij?
A
bevestigen
B
rondsturen
C
vastmaken
D
zeggen dat het klopt

Slide 9 - Quizvraag

Welk woord hoort er niet bij?
A
lamp
B
licht
C
niet zwaar
D
rust

Slide 10 - Quizvraag

Welk woord past in de zin? Je houdt twee woorden over.
10 Op de laatste wedstrijden van het seizoen ... de schaatser zich door een wereldrecord te rijden op de 1500 meter.
11 Onze docent ... in de brugklas altijd met een groene pen.
12 Wil jij je kamer ... opruimen dat ik er kan stofzuigen?
expliciet
overtrof
überhaupt
zodanig
corrigeerde

Slide 11 - Sleepvraag

Noteer de juiste vorm van het woord.
13 import In Nederland … we veel kleding vanuit Azië.

Slide 12 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van het woord.
14 talent Job heeft vele ...: hij is sportief, hij heeft humor en hij is creatief.

Slide 13 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van het woord.
15 steunen Mijn opa is jarenlang een grote ... voor mij geweest.

Slide 14 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van het woord.
16 selecteren De bondscoach presenteerde op de persconferentie de ... voor het kampioenschap.

Slide 15 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van het woord.
17 voorstellen Als iemand een beter ... heeft, dan moet hij dat nu zeggen.

Slide 16 - Open vraag

Welk woord past in de zin? Je houdt twee woorden over.
18 Volgens mij heeft Sara vannacht niet geslapen, ze ziet eruit als een ....
19 In de Betuwe kun je het ... van die rijke presentator bewonderen.
20 Ik heb al ... mijn tas doorzocht, maar ik kan mijn fietssleutel nergens vinden.
een paar centen
honderd keer
op knappen staan
spook
stulpje

Slide 17 - Sleepvraag

Staat in de zin een understatement of een overdrijving?
21 Wat is de grond hier zacht, ik zak er wel een paar kilometer in weg.
A
understatement
B
overdrijving

Slide 18 - Quizvraag

Staat in de zin een understatement of een overdrijving?
22 Toen we van ons vakantieadres in Kroatië naar huis gingen, moesten we toch wel een paar kilometer rijden.
A
understatement
B
overdrijving

Slide 19 - Quizvraag

Staat in de zin een understatement of een overdrijving?
23 Je hoeft heus niet een paar kilometer van mij vandaan te gaan zitten, hoor!
A
understatement
B
overdrijving

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

Lees tekst 1 en beantwoord de vragen.
24 Noteer twee understatements uit de tekst.

Slide 22 - Open vraag

Lees tekst 1 en beantwoord de vragen.
25 Noteer een overdrijving uit de tekst.

Slide 23 - Open vraag

26 Waarom gebruiken begrafenisondernemers liever understatements dan overdrijvingen?

Slide 24 - Open vraag

In de volgende zinnen is officiële taal gebruikt. Maak de zinnen eenvoudiger.
27 Er wordt slechts uitgeleend op vertoon van een geldige bibliotheekpas.

Slide 25 - Open vraag

In de volgende zinnen is officiële taal gebruikt. Maak de zinnen eenvoudiger.
28 De verzekerde waarde voor verlies of beschadiging van uw postpakket loopt tot €500 per zending.

Slide 26 - Open vraag

Slide 27 - Tekstslide

Lees tekst 2 en beantwoord de vragen.
29 Welke voorbeelden van persoonlijke documenten staan in de tekst?

Slide 28 - Open vraag

Lees tekst 2 en beantwoord de vragen.
30 Welke tegenstelling van contant geld staat in alinea 3?

Slide 29 - Open vraag

Lees tekst 2 en beantwoord de vragen.
31 Welk synoniem voor overlegde staat in alinea 1?

Slide 30 - Open vraag

Lees tekst 2 en beantwoord de vragen.
32 Noteer een understatement uit alinea 3.

Slide 31 - Open vraag

Lees tekst 2 en beantwoord de vragen.
33 Wat betekent kreeg een belletje?

Slide 32 - Open vraag

Lees tekst 2 en beantwoord de vragen.
34 Noteer een overdrijving uit alinea 4.

Slide 33 - Open vraag

Slide 34 - Tekstslide

35 Lees de tekst 3. Noteer in eigen woorden wat er volgens de tekst gebeurt als je een pizza bestelt bij een vestiging van New York Pizza.

Slide 35 - Open vraag