H11.5 erfelijke aandoeningen les 10

Thema 11: Erfelijkheid
H11.5 Erfelijke aandoeningen
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Thema 11: Erfelijkheid
H11.5 Erfelijke aandoeningen

Slide 1 - Tekstslide

Welkom
  • terugblik vorige les
  • Uitleg 11.5 deel 2  erfelijke aandoeningen
  • huiswerk volgende les

Slide 2 - Tekstslide

terugblik vorige les
leren par 11.5 (blz 142)
stambomen
maken opdracht Stamboom Tongrollen

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoel

  • weten hoe aangeboren aandoeningen ontstaan
  • weten wanneer je iemand drager noemt (van erfelijke eigenschappen)
  • weten wat recessieve en dominante overerving betekend

Slide 4 - Tekstslide

Aangeboren afwijkingen
Een aangeboren afwijking kan ontstaan door:

1. Een fout in een gen (mutatie): erfelijke aandoening
2. Een fout bij de vorming van geslachtscellen  
    (bijv chromosoom teveel bij syndroom van Down)
3. Schadelijke stoffen of ziekteverwekkers

Slide 5 - Tekstslide

 Een fout bij de vorming van geslachtscellen  

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Erfelijkheidsvoorlichting?
Wanneer?
- Als er een erfelijke aandoening in de familie voorkomt.
Hoe onderzoek je?
- Door een stamboom te maken en zo te kijken of je drager bent.
Hoe kan je overerven?
- Recessieve overerving (25% kans als beide drager zijn Aa x Aa)
- Dominant overerving (50% kans als een ouder heterozygoot is)
                                                                        Aa x aa)

Slide 8 - Tekstslide

Drager

Als een aandoening recessief overervend is:

Dan heb je de aandoening alleen, als je het geen 2 keer hebt (aa)


Heb je Aa, dan ben je DRAGER, je hebt het gen wel, maar je bent niet ziek.

 Als 2 dragers nakomelingen krijgen, dan hebben zij 

25% kans op een kind met die aandoening (aa).

Slide 9 - Tekstslide

Recessief overerven
Dominant overerven
25% kans
50% kans

Slide 10 - Tekstslide

Lesdoel gehaald?

  • weten hoe aangeboren aandoeningen ontstaan
  • weten wanneer je iemand drager noemt (van erfelijke eigenschappen)

Slide 11 - Tekstslide

Huiswerk volgende les
  • leren par 11.5 (blz 143-145)
  • maken  opdr 8, 10, 12, 15, 17, 18 (blz 91)

Slide 12 - Tekstslide