HEY 5.1 Plantaardige en dierlijke voedingsstoffen

5.1 Plantaardige en dierlijke voedingsstoffen
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

5.1 Plantaardige en dierlijke voedingsstoffen

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je vergelijkt de functies van brandstoffen, bouwstoffen en reservestoffen in je lichaam.
  • Je beschrijft het belang van essentiële aminozuren en essentiële vetzuren in je voeding.
  • Je beschrijft hoe planten stoffen opslaan.
  • Je beschrijft de bijdrage van plantaardige voeding in een gezond dieet.

Slide 2 - Tekstslide

Welke 6 voedingsstoffen zijn er?

Slide 3 - Open vraag

                             Weet je het nog?
Welke van de 6 voedingsstoffen geven je energie?
geeft energie
geeft geen energie
vetten
koolhydraten
vitamines
eiwitten
mineralen
water

Slide 4 - Sleepvraag

De vier functies van voedingsstoffen
  1. Bouwstoffen: stoffen die worden gebruikt bij de vorming van cellen en weefsels
  2. Brandstoffen: stoffen die energie leveren
  3. Reservestoffen: stoffen die worden opgeslagen in bepaalde delen van het lichaam
  4. Hulpstoffen (beschermde stoffen): stoffen die ervoor zorgen dat je gezond blijft

Slide 5 - Tekstslide

Koolhydraten
  • Brandstof => glucose
  • Opgeslagen als glycogeen in spieren en lever (reservestof)

  • Bouwstof

Slide 6 - Tekstslide

Eiwitten
  • Bouwstof voor (spier)cellen en enzymen
  • Brandstof
  • Kan niet worden opgeslagen

Slide 7 - Tekstslide

Essentiele en niet-essentiele aminozuren

  • Essentiele aminozuren; deze moet je via voedsel binnenkrijgen. 
  • Niet-essentiele aminozuren; Kan je lichaam zelf maken in de lever. Dit kost natuurlijk wel extra energie.

Slide 8 - Tekstslide

Essentiële aminozuren

Slide 9 - Tekstslide

Vetten
  • Brandstof
  • Bouwstof voor celmembranen en hormonen
  • Opgeslagen onder huid, merg van holle beenderen en rond organen (reservestof)

Slide 10 - Tekstslide

Vetten
Glycerol en 3 vetzuren 

Essentiele vetzuren en niet-essentiele
 vetzuren.                        

Verzadigde en onverzadigde vetzuren
        Onverzadigd = gezond                                      
                                            

Slide 11 - Tekstslide

Water
  • Belangrijk bestanddeel bloed, lymfe en weefselvloeistof
  • Bouwstof
  • Transportmiddel

Slide 12 - Tekstslide

Vitamines zijn belangrijk bij gezonde voeding.
ze dienen met name als?
A
Brandstof
B
Bouwstof
C
Beschermde stof
D
Reservestof

Slide 13 - Quizvraag

Vitaminen en mineralen

  • Vitaminen: beschermende stof
  • Mineralen: beschermende stof en bouwstof

Slide 14 - Tekstslide

Voedingsvezels
Onverteerbare stoffen in plantaardig voedsel

  • Nemen water op
  • Goed voor stoelgang (darmen)

Slide 15 - Tekstslide

Zijn voedingsvezels voedingsstoffen?
A
Ja
B
Nee

Slide 16 - Quizvraag

Hoe weet je hoeveel energie in een voedingsmiddel zit?
Energie kan worden uitgedrukt in
kilocalorieën (kcal) of in kilojoule (kJ).

Aanduiding voor de hoeveelheid energie.

1 kcal = 4,2 kJ

Slide 17 - Tekstslide

Waarom heb je in de pubertijd meer energie nodig dan als volwassene?

Slide 18 - Open vraag

Ruststofwisseling
  • Energieverbruik in rust
  • Ademhaling, hartslag, bewegen darmen, werking nieren.

  • 1 uur stilzitten = 4 kJ/min.
  • 1 uur hardlopen = 34 kJ/min.

Slide 19 - Tekstslide

Energiebehoefte

Energiebehoefte per dag hangt af van veel factoren;
1.  Geslacht
2. Leeftijd
3. Lichaamsgrootte; mannen hebben een groter lichaamsgrootte
4. Lichamelijke inspanning; oftewel hoeveel energie je verbruikt.

Als er veel energie binnenkomt en minder wordt verbruikt, dan wordt het omgezet in reservestoffen en zo opgeslagen als vet.
= hoeveelheid energie die een persoon per dag nodig heeft.

Slide 20 - Tekstslide

Waar wordt de reservestof glycogeen opgeslagen?
A
Alleen in de spieren
B
Onder de huid
C
Tussen de organen
D
In de lever en de spieren

Slide 21 - Quizvraag

Waar wordt de reservestof vet opgeslagen? (meerdere antwoorden mogelijk)
A
In de spieren
B
Onder de huid
C
Tussen de organen
D
In de lever en de spieren

Slide 22 - Quizvraag

Aan de slag
5.1 Plantaardige en dierlijke voedingsstoffen lezen
Maken opdr. 2, 3, 4, 8, 12, 13, 16, 17

Vergeet niet na te kijken, maak een samenvatting als je tijd over hebt

Slide 23 - Tekstslide