Reële waarde van vermogen en de consumentenprijsindex
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4
In deze les zitten 22 slides, met tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Levensloop H4 Vermogen
Lesdoelen:
ruilen over tijd
kapitaalinkomen
rendement en beleggen
Reële waarde van vermogen en de consumentenprijsindex
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Ruilen over de tijd
Geld verdienen en geld uitgeven gebeuren in verschillende periodes.
Slide 4 - Tekstslide
Ruilen over de tijd
Sparen: je stelt je consumptie uit
Je besteedbaar inkomen is nu lager en later hoger.
Lenen: je vervroegt je consumptie
Je besteedbaar inkomen is nu hoger en later lager.
Slide 5 - Tekstslide
Rol van de bank bij sparen en lenen
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Overzicht - rendement
Opbrengst aandelen:
Dividend, koersstijging (waardestijging) van een deel
Rendement obligaties:
Rente
Rendement spaarrekening:
Rente
Slide 8 - Tekstslide
Beleggen
Je kunt ook je geld beleggen i.p.v. op een spaarrekening zetten.
Je steekt je geld dan bijvoorbeeld in aandelen, waarbij je verwacht dat ze meer waard zullen worden.
Je kunt ook geld verliezen wanneer de koers gaat dalen.
Slide 9 - Tekstslide
Inflatie = gemiddelde prijsstijging van producten in een land.
Slide 10 - Tekstslide
Indexcijfers
Om de ontwikkeling van verschillende grootheden, zoals prijzen of inkomen, goed te kunnen vergelijken wordt vaak gebruik gemaakt van indexcijfers.
Een indexcijfer is een getal dat aangeeft hoeveel iets in een bepaalde periode is veranderd ten opzichte van een afgesproken tijdstip. Dit afgesproken tijdstip noem het het basisjaar en krijgt het indexcijfer 100.
Slide 11 - Tekstslide
Indexcijfers
Met indexcijfers kun je gegevens met elkaar vergelijken, waarbij je het basisjaar als uitgangspunt neemt.
Het basisjaar heeft altijd het indexcijfer 100.
Indexcijfers lijken op percentages. Het is ook een verhoudingsgetal.
Slide 12 - Tekstslide
Rente
Rente een ander woord daarvoor is interest.
Nominale rente = rente in euro's, het rente- percentage dat de bank geeft of vraagt.
Reële rente = nominale rente gecorrigeerd voor de inflatie.
Slide 13 - Tekstslide
Formule omschrijven
Ric = Nic/Pic x 100 is een lineaire formule
Ezelsbruggetje: 3 = 6/2
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Inkomstenbelasting
Box 1: inkomen uit werk en woning
Box 2: inkomen uit aanmerkelijk belang
Box 3: inkomen uit sparen en beleggen
Slide 17 - Tekstslide
Box 3
Niet echte inkomen uit vermogen maar aangenomen:
Slide 18 - Tekstslide
Inflatie
Oorzaken inflatie:
Stijging van de vraag (bestedingsinflatie)
Kosten stijgen bij bedrijven (kosteninflatie)
Stijging importprijzen
De overheid vraagt meer geld
Slide 19 - Tekstslide
Voordelen van inflatie
Voordelen van inflatie:
de waarde van je schuld wordt minder
voor de concurrentiepositie als de inflatie in het buitenland groter is dan in Nederland