Veilig werken met chemicaliën

1 / 90
volgende
Slide 1: Tekstslide
ChemieMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 90 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Heb je chemische achtergrond kennis?

Slide 3 - Woordweb

Wat is het verschil tussen een chemische reactie en fysische reactie?
A
Chemische reactie en fysische reactie verdwijnen de huidige stoffen
B
Chemische reactie blijven huidige stoffen en bij de fysische reactie blijven huidige de stoffen ook
C
Chemische reactie verdwijnen de huidige stoffen en bij fysisch blijven de huidige stoffen
D
Chemische reactie blijven de huidige stoffen en bij de fysische reactie verdwijnen de huidige stoffen

Slide 4 - Quizvraag

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Wat is een atoom?
A
Element
B
Molecuul
C
Verbinding
D
Ion

Slide 13 - Quizvraag

Kies het juiste antwoord:
A
CO2= verbinding CO2 = element
B
CO2 = molecuul
C
CO2 = verbinding CO2 = molecuul
D
CO2 = atoom CO2 = molecuul

Slide 14 - Quizvraag

Kies het juiste antwoord:
A
NaCl= verbinding NaCl = element
B
NaCl = molecuul
C
NaCl = verbinding NaCl = molecuul
D
NaCl = atoom NaCl = molecuul

Slide 15 - Quizvraag


Geef aan wat hoort bij de volgende stof. NaCO3 is een:
A
Element
B
Atoom
C
Ion
D
Verbinding

Slide 16 - Quizvraag


Geef aan wat hoort bij de volgende stof. Cl- is een
A
Element
B
Ion
C
Molecuul
D
Verbinding

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Welk atoom bestaat uit 8 protonen, 8 neutronen en 8 elektronen?
A
Koolstof
B
Zuurstof
C
Stikstof
D
Fluor

Slide 26 - Quizvraag

Hieronder volgen twee uitspraken. Zijn deze uitspraken juist?


1. Het atoomnummer geeft aan hoeveel deeltjes in totaal in de kern zitten

2. Het aantal protonen bepaalt wat de atoomsoort is
A
Allebei zijn juist
B
1 is juist 2 is onjuist
C
1 is onjuist 2 is juist
D
Allebei zijn onjuist

Slide 27 - Quizvraag

Slide 28 - Tekstslide

Wat bepaalt de massa van een atoom?
A
De protonen
B
De protonen, neutronen en elektronen
C
De neutronen
D
De protonen en neutronen

Slide 29 - Quizvraag

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Vragen water
Wat is het verschil tussen kraanwater, gedemineraliseerd water en gedestilleerd water?

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Is een pauze is noodzakelijk voor productiviteit?
Een pauze verbetert de concentratie en focus.
Pauzes leiden tot tijdverlies en afleiding.
Het is belangrijk om regelmatig pauze te nemen.
Doorwerken zonder pauze is efficiënter.

Slide 38 - Poll

Slide 39 - Tekstslide

Wat weten jullie van zuren en basen?
A
Niets
B
Beetje
C
Aardig wat
D
Alles

Slide 40 - Quizvraag

Wat is gevaarlijker?
Een zuur of een base?
A
Alleen zure stoffen
B
Alleen basische stoffen
C
Zuur en basische stoffen

Slide 41 - Quizvraag

Zuur of base?

OH
A
zuur
B
base

Slide 42 - Quizvraag

Een zure stof heeft een pH-waarde van:
A
kleiner dan 7
B
7
C
groter dan 7

Slide 43 - Quizvraag

Eén van de eigenschappen van zure stoffen is:
A
dat het een bijtende stof is
B
dat het een ontvettende stof is

Slide 44 - Quizvraag

Voorbeelden van zure stoffen zijn:
A
Antikalk
B
Zeep
C
Ammonia
D
Koffie

Slide 45 - Quizvraag

1 Zure stoffen hebben een lage pH
2 Basische stoffen hebben een hoge pH
A
Alleen 1 is juist
B
Beide zijn juist
C
Alleen 2 is juist
D
Beide zijn onjuist

Slide 46 - Quizvraag

Wat is de definitie van een base:
A
Een deeltje dat een H+ ion kan opnemen.
B
Een deeltje dat een H+ ion kan afstaan.
C
Een deeltje met een pH kleiner dan 7.
D
Een deeltje dat betrokken is in een zuur-base reactie.

Slide 47 - Quizvraag

Wat gebeurt er als een zuur en een base reageren?
A
Er ontstaat zuurstof
B
Er ontstaat koolstof
C
Er ontstaat stikstof
D
Er ontstaat zout en water

Slide 48 - Quizvraag

Slide 49 - Tekstslide

Slide 50 - Tekstslide

Slide 51 - Tekstslide

Slide 52 - Tekstslide

Slide 53 - Tekstslide

Slide 54 - Tekstslide

Slide 55 - Tekstslide

Slide 56 - Tekstslide

Slide 57 - Tekstslide

Slide 58 - Tekstslide

Slide 59 - Tekstslide

Slide 60 - Tekstslide

Slide 61 - Tekstslide

Slide 62 - Tekstslide

Slide 63 - Tekstslide

Slide 64 - Tekstslide

Slide 65 - Tekstslide

Slide 66 - Tekstslide

Slide 67 - Tekstslide

Slide 68 - Tekstslide

Slide 69 - Tekstslide

Slide 70 - Tekstslide

Slide 71 - Tekstslide

Slide 72 - Tekstslide

Slide 73 - Tekstslide

Slide 74 - Tekstslide

Slide 75 - Tekstslide

Wat zijn verschillend kwalitatieve eigenschappen van NaOH en HCl?
A
HCl is geel, NaOH is kleurloos
B
Beide geen kleur, geur en reuk
C
HCl ruik je en NaOH niet
D
Beide hebben ze kleur, geur en kun je ze ruiken

Slide 76 - Quizvraag

Wat gebeurt er als je een sterk zuur en een sterk loog mengt?
A
Er kan een explosie optreden
B
Niets
C
Het wordt een klein beetje warm
D
Geen idee

Slide 77 - Quizvraag

Slide 78 - Video

Slide 79 - Video

Kun je, als er een kleurloze vloeistof op de grond ligt, waar chemicaliën liggen opgeslagen, er dan van uitgaan dat het water is?
A
Ja
B
Nee
C
Misschien

Slide 80 - Quizvraag

Wat zou je nu doen als je het moet opruimen?
A
PBM aantrekken en opruimen
B
Laten liggen
C
Zo even opruimen (zonder PBM)
D
Samen met collega onderzoeken wat het is en dan opruimen.

Slide 81 - Quizvraag

Slide 82 - Tekstslide

Ben ik nog iets vergeten waar je volgende week graag nog antwoord op wilt hebben?

Slide 83 - Woordweb

Was deze interactieve manier
van lesgeven goed?

Slide 84 - Woordweb

Geef een cijfer hoe goed jij op dit moment de lesstof van chemie beheerst.
010

Slide 85 - Poll

Hoe ging het vandaag?
010

Slide 86 - Poll

Wat vond je van deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 87 - Poll

Slide 88 - Video

Slide 89 - Video

Slide 90 - Video