Chemisch rekenen - vragenuurtje

Chemisch rekenen 
uurtje
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Chemisch rekenen 
uurtje

Slide 1 - Tekstslide

Als je nog een keer uitleg wilt. Over welk onderdeel dan?
A
stappenplan
B
chemische hoeveelheid mol
C
molair volume
D
molariteit

Slide 2 - Quizvraag

Specifieke vraag? Stel hem hier.

Slide 3 - Open vraag

De huiswerkopgaven uit 'toepassen' waren:
(kies het best passende antwoord voor jou)
A
makkelijk
B
moeilijk, maar lukte wel
C
graag nog een keer uitleg
D
geen idee, want ik heb het niet gemaakt

Slide 4 - Quizvraag

Welke onderdeel van welke opgave vond je het moeilijkste en waarom

Slide 5 - Open vraag

Wat is de molaire massa van

(NH4)3PO4
A
64,00g/mol
B
113,01g/mol
C
149,10g/mol
D
167,14g/mol

Slide 6 - Quizvraag

Uitleg molaire massa van 
N = 14,01 g/mol
H= 1,008 g/mol
P = 30,97 g/mol
O = 16,00 g/mol
NH4 heb je 3x, dus 3x (14,01 + 3x 1,008)
Plus 30,97 + 4 x 16,00
(NH4)3PO4

Slide 7 - Tekstslide

Wat is het volume (in L) van 2,400 mol
waterstofgas bij 273K?

A
24,10L
B
53,79L
C
58,80L
D
292L

Slide 8 - Quizvraag

Uitleg volume van 2,400 mol waterstofgas bij 273K 
Vm bij 273K = 2,2413968 *10-2 m3 mol-1 = 22,413968 dm3/mol
n = 2,400 mol
V = Vm 8* n = 22,413968 dm3/mol * 2,400 mol = 53,79 dm3 = 53,79L

volume
22,413968 dm3
53,79L
mol
1 mol
2,400 mol

Slide 9 - Tekstslide

De concentratie van ethanol is
2,64M.
Hoeveel mol ethanol zit er in 74ml?
A
3,5102mol
B
2,0101mol
C
3,5mol
D
2.0102mol

Slide 10 - Quizvraag

De concentratie van ethanol is 2,64M.
Hoeveel mol ethanol zit er in 74ml?
mol
2,64 mol
1,0 mol
liter
1 L
75*10-3L
v=75ml=75103L
c=2,64M=2,6Lmol
n=Mm=61,979molg64g=1,0mol

Slide 11 - Tekstslide

De molaire massa van Na2O is
61,979 g/mol.
Hoeveel mol is 64g?
A
0,97 mol
B
1,0 mol
C
1,6*10^2 mol
D
4,0*10^3 mol

Slide 12 - Quizvraag

De molaire massa van Fe2O3 is
159,69 g/mol.
Hoeveel weegt 3,53mol?
A
45,2 g
B
106 g
C
226 g
D
564 g

Slide 13 - Quizvraag

De M van Fe2O3 is 159,69 g/mol.
Hoeveel weegt 3,53mol?
M = 159,69 g/mol
n = 3,53 mol



m=n*M = 3,53 mol * 159,69g/mol 
    = 564g
massa
159,69g
564g
mol
1 mol
3,53 mol

Slide 14 - Tekstslide

De productie van aluminium uit aluinaarde (onzuiver aluminiumoxide) komt neer op het volgende proces:
2 Al2O3(s) + 3 C(s) → 4 Al(s) + 3 CO2(g)
Bereken hoeveel kg aluminiumoxide er nodig is voor de productie van 1,0 kg aluminium.
A
45,2 g
B
106 g
C
226 g
D
564 g

Slide 15 - Quizvraag

De productie van aluminium uit aluinaarde (onzuiver aluminiumoxide) komt neer op het volgende proces:2 Al2O3(s) + 3 C(s) → 4 Al(s) + 3 CO2(g)
Bereken hoeveel kg aluminiumoxide er nodig is voor de productie van 1,0 kg aluminium.
(1) 2 Al2O3(s) + 3 C(s) → 4 Al(s) + 3 CO2(g)
(2) De gegeven stof is aluminium, de gevraagde stof is aluminiumoxide (aluinaarde). 
(3) Voor 4 mol aluminium is 2 mol aluminiumoxide nodig,
dus voor 1 mol aluminium is 0,5 mol aluminiumoxide nodig.
(4) 1,0kg Al=1000gAl en komt overeen met 1000g/26,98gmol-1 =37mol
Al.
(5) Voor 37 mol Al is 37/2=18,5 mol Al2O3 nodig.
(6) En dat weegt 18,5 mol ∗ 101,96 g mol-1 = 1889 g = 1,9 kg aluinaarde.

Slide 16 - Tekstslide

De M van Na2O is 61,979 g/mol.
Hoeveel mol is 64g?
M = 61,979 g/mol
m = 64g



n=m/M = 64g/61,979g/mol
    = 1,0mol
massa
61,979g
64g
mol
1 mol
1,0mol

Slide 17 - Tekstslide

Online les via lessonup vind ik
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Poll

Volgende lessen
Dinsdag formatieve toets H4.
  • Vooral toepassing, open boek. 
Vrijdag start H5 Zouten

Slide 19 - Tekstslide

We hebben 2 oplossingen:
- 15 gram natriumfosfaat in 750 ml
- 10 gram zinkchloride in 500 ml

Welke stof is in overmaat en hoeveel (gram)?
Hoeveel gram neerslag ontstaat er?
Wat wordt de [ ] van Na+ en Cl-

Als laatste

Slide 20 - Tekstslide

Geef de oplosvergelijking van beide zouten (natriumfosfaat en zinkchloride)

Slide 21 - Open vraag

natriumfosfaat
Na3PO4 (s) → 3 Na+ (aq) + PO43- (aq)

zinkchloride
ZnCl2 (s) → Zn2+ (aq) + 2 Cl- (aq)
Oplosvergelijkingen

Slide 22 - Tekstslide

We voegen beide oplossingen samen. Wat wordt de neerslag vergelijking

Slide 23 - Open vraag

natriumfosfaat
Na3PO4 (s) → 3 Na+ (aq) + PO43- (aq)

zinkchloride
ZnCl2 → Zn2+ (aq) + 2 Cl- (aq)

Neerslagreactie
3 Zn2+ (aq) + 2 PO43- (aq) → Zn3(PO4)2 (s)
Oplosvergelijkingen

Slide 24 - Tekstslide

Hoeveel mol is
- 15 gram natriumfosfaat
- 10 gram zinkchloride

Slide 25 - Open vraag

15 gram natriumfosfaat 
Molaire massa: 163,94
15 : 163,94 = 0,0976 mol

10 gram zinkchloride
Molaire massa: 136,29
15 : 136,29 = 0,0734 mol
Mol berekening

Slide 26 - Tekstslide

Welke stof is in overmaat aanwezig en met hoeveel gram?

Slide 27 - Open vraag

Neerslagreactie
3 Zn2+ (aq) + 2 PO43- (aq) → Zn3(PO4)2 (s)
0,0734 mol     0,0976 mol

Let op: 1 van de stoffen is in overmaat
- (0,0734 mol : 3) x 2 = 0,0489 mol PO43-. Heb ik dat? Ja, ik hou zelfs 0,0487 mol PO43-over!
- (0,0976 mol : 2) x 3 = 0,1464 mol Zn2+. Heb ik dat? Nee!

Ik houd na de neerslagreactie 0,0487 mol PO43-over, dus PO43- is in overmaat aanwezig
Hoeveelheid overmaat: 98 x 0,0487 mol = 4,77 gram PO43-
Hoeveel overmaat?

Slide 28 - Tekstslide

Hoeveel gram neerslag ontstaat er?

Slide 29 - Open vraag

Neerslagreactie
3 Zn2+ (aq) + 2 PO43- (aq) → Zn3(PO4)2 (s)
0,0734 mol     0,0976 mol

Ga uit van het aantal mol van Zn2+

Molverhouding laat zien dat er 0,0734 : 2 = 0,0367 mol Zn3(PO4)2 ontstaat.
Molaire massa: 3x 65,38 + 98 = 294,14
Massa van de neerslag: 294,14 x 0,0367 = 10,79 gram

Hoeveel gram neerslag

Slide 30 - Tekstslide

Wat wordt de [ ] van Na+ en van Cl- na het bij elkaar gieten van beide mengsels?

Slide 31 - Open vraag

Na3PO4 (s) → 3 Na+ (aq) + PO43- (aq)
0,0976 mol ➡ molverhouding!
Aantal deeltjes Na+ = 3 x aantal deeltjes Na3PO4 = 3 x 0,0976 = 0,2928 mol

ZnCl2 → Zn2+ (aq) + 2 Cl- (aq)
0,0734 mol ➡ molverhouding!
Aantal deeltjes Cl- = 2 x aantal deeltjes ZnCl2 = 3 x 0,0734 = 0,1468 mol

Totale volume wordt 500 ml + 750 ml = 1250 ml (1,25 liter)
[Na+] = 0,2928 mol : 1,25 liter = 0,23 M
[Cl-] =  0,1468 mol : 1,25 liter = 0,12 M
Concentraties van Na+ en Cl-

Slide 32 - Tekstslide