Betekenisvol gebruik van woorden

Betekenisvol gebruik van woorden
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 8 videos.

time-iconLesduur is: 130 min

Onderdelen in deze les

Betekenisvol gebruik van woorden

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
Nog een keer korte uitleg module (want er waren er maar weinig vorige week)
Etymologie: oefening met een woord
Klein beetje taalgeschiedenis

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
- Je kunt uitleggen wat etymologie is en...
- Je kunt de etymologie van enkele woorden onderzoeken.

Slide 3 - Tekstslide

Module 4 - MYP2 
Statement of inquiry 
The meaning of language and words is connected to the the historic development of civilizations and cultures.

De betekenis van taal en woorden komt voort uit historische ontwikkeling van beschavingen en culturen.

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoel unit 4
Leerlingen ontdekken hoe taal voorkomt uit de geschiedenis, hoe taal en woorden zich ontwikkelen en hoe de keuze van woorden anderen kan beïnvloeden. Leerlingen leren hun woordenschat uit te breiden door woordraadstrategieën, etymology en door het herkennen van frames en metaforen.

Slide 5 - Tekstslide

Begrippen uit deze les
Key Concept = 
Connectie Perspectief
Related Concepts = 
Context 
Stijl
Global Concept = Orientation in Space & Time

Slide 6 - Tekstslide

Welke kenmerken zijn dit keer nodig?
Knowledgeable
Risk Takers
Principled
Communicators
Balanced
Thinkers
Open minded
Inquirers
Reflective
Caring

Slide 7 - Poll

Leerdoelen Ned
2. De leerling leert zich te houden aan conventies (spelling, grammaticaal correcte zinnen, woordgebruik) en leert het belang van die conventies te zien.


3. De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn woordenschat.

Slide 8 - Tekstslide

Inhoud van deze unit
  • introduction to the history of language and culture 
  • word guessing strategies and etymologie 
  • what is framing? What role does language play in framing? 
  • workshop with Mr. Van Kersbergen what are metaphors? How can you create a metaphor? 
  • exercise around framing & metaphor-assignment 
  • read a fictional work (agreed by the teacher) and make an assignment

Slide 9 - Tekstslide

Boek kiezen 
Let op: deze periode lees je weer een boek. Je mag zelf kiezen, maar je laat mij weten welke. Je krijgt er een opdracht over. 

Slide 10 - Tekstslide

Filmpje
Bekijk en luister
Waar gaat dir filmpje over? 
Voor wie is dit geschreven/verteld? 

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Filmpje
Bekijk en luister
Herken je er woorden in? Zo ja, welke?

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Link


Slide 15 - Tekstslide

0

Slide 16 - Video

Noteer zoveel mogelijk sporttermen
die het Nederlands heeft overgenomen uit het
Engels.

Slide 17 - Woordweb

Noem woorden die met de computer te maken hebben die wij lenen uit het Engels

Slide 18 - Woordweb

Hoe komt het dat het Nederlands zoveel leenwoorden heeft?

Slide 19 - Open vraag

Leenwoorden
Door de verschillende culturen en ontwikkelingen in Nederland bestaat onze taal uit een mengsel van allerlei talen.
Die woorden noemen we leenwoorden.

Etymologie is de studie die onderzoek doet naar de herkomst van woorden en uitdrukkingen.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Slide 22 - Tekstslide

Etymologie
wat denken jullie dat etymologie betekent?

Slide 23 - Tekstslide

De etymologie van filosofie

In het Grieks is het woord philosophía (φιλοσοφία) een samenstelling van de woorden
voor liefde (φιλέω= ik houd van, φιλειν = houden van, φίλος = vriend, φιλία =
vriendschap) en voor wijsheid (σοφία = wijsheid).



Slide 24 - Tekstslide

Opdracht

Bedenk een woord uit je eigen taal, dat ook in het Nederlands voorkomt (of erop lijkt)


Zoek voor dat woord uit hoe het ontstaan is. Ga naar http://www.etymologiebank.nl

Slide 25 - Tekstslide

Bedenk in een groepje zoveel mogelijk woorden die een buitenlandse herkomst hebben!

Slide 26 - Tekstslide

0

Slide 27 - Video

Slide 28 - Video

Jongerentaal wordt gekenmerkt Door een eigen woordenschat. Welk onderstaand woord is het oudst?
A
Cool
B
Chill
C
Gaaf
D
Onwijs

Slide 29 - Quizvraag

Jongerentaal
C: gaaf (1973)

D: onwijs (1985)

A: cool (1989)

B: chill (2018)


Slide 30 - Tekstslide

Straattaal
- Omgangstaal onder jongeren (vooral in steden)
- Inlvoeden uit Marokkaans-Arabisch, Surinaams, Engels en Turks
- Wijkt af van de standaardtaal op het gebied van woordenschat, uitspraak en grammatica ('de meisje')

Slide 31 - Tekstslide

0

Slide 32 - Video

Welke buitenlandse taal overheerst in de Haagse straattaal?
A
Marokkaans-Arabisch
B
Sranantongo (Surinaams)
C
Papiaments
D
Turks

Slide 33 - Quizvraag

Nederlands als tweede taal
- Nederlands geen wereldtaal
- 24 miljoen sprekers (Engels 378 miljoen)




- NT2 = Nederlands als tweede taal

Slide 34 - Tekstslide

0

Slide 35 - Video

Veelgemaakte taalfouten 
1. Doe is normaal!
2. Hun gaan op de fiets naar school.
3. Me oma is morgen jarig.
4. Ik ken voetballen.
5. Een meisje die graag rokjes draagt.

www.netinnederland.nl 

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Video