over taal blok 4

Leenwoorden en Etymologie
Aan het einde van de les ken je de begrippen leenwoorden, taalpurisme en etymologie
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Leenwoorden en Etymologie
Aan het einde van de les ken je de begrippen leenwoorden, taalpurisme en etymologie

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht in duo's:

1. Schrijf zoveel mogelijk sporttermen op die het Nederlands heeft overgenomen uit het Engels.

2. Geef waar mogelijk een Nederlandse vertaling voor deze woorden

3. Verklaar hoe deze woorden in het Nederlands terecht zijn gekomen.

Slide 4 - Tekstslide

Als mensen uit verschillende culturen in contact komen, belanden leenwoorden in een taal. 

Redenen hiervoor zijn:
- het gat in hun eigen woordenschat opvullen
- leenwoorden kunnen ook als eufemisme dienen ('toilet' klinkt netter dan 'wc', of 'transpireren' ipv 'zweten')
- soms worden leenwoorden chiquer gevonden. Vooral in vacatures wordt bijvoorbeeld veel gesproken over 'salesmanager' ipv 'verkoopleider'.

Slide 5 - Tekstslide


Voorbeelden van leenwoorden in de Nederlandse taal:

Uit het Frans: bagage, ambulance
Uit het Latijn: museum, agenda
Uit het Engels: baby, flat
Uit het Duits: föhn, schnitzel

Slide 6 - Tekstslide

Taalpuristen
Taalpuristen willen hun taal puur houden. Er mag zo min mogelijk invloed van buitenaf de taal verloederen, zoals Engelse woorden of straattaal.

Slide 7 - Tekstslide

Etymologie
Etymologie is de studie naar de herkomst van woorden in een bepaalde taal.

Slide 8 - Tekstslide

1. Verklaar waarom het Nederlands meer leenwoorden kent uit het Frans, Engels en Duits dan uit het Italiaans, Spaans of Indonesisch.

2. Verklaar waarom talen in Suriname, Indonesië en de Nederlandse Antillen veel leenwoorden uit het Nederlands bevatten.

3. Het IJslands is een taal met amper leenwoorden. Bedenk hier een verklaring voor.

Slide 9 - Tekstslide

Leenwoorden uit het Latijn, Frans, Engels en Duits zijn in verschillende perioden het Nederlands binnengekomen.
 
1. Schrijf voor elke taal op wanneer dit ongeveer moet zijn geweest. Kies uit:
- tot 1600
- tussen 1600 en 1800
- tussen 1800 en 1950
- sinds 1950
2. Leg uit waarom je denkt dat juist in die periode de leenwoorden in het Nederlands zijn overgenomen.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video