HA1: Grammatica: meewerkend voorwerp

Grammatica
Meewerkend voorwerp
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Grammatica
Meewerkend voorwerp

Slide 1 - Tekstslide

Doel:

Je kent al het onderwerp, de persoonsvorm, het werkwoordelijk gezegde en het lijdend voorwerp


Ik weet wat het meewerkend voorwerp is en kan deze in een zin aanwijzen

Slide 2 - Tekstslide

Jan gaf de toets aan de leraar.

Wat is 'Jan'?
A
meewerkend voorwerp
B
lijdend voorwerp
C
onderwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 3 - Quizvraag

Jan gaf de toets aan de leraar.

Wat is 'de toets'?
A
meewerkend voorwerp
B
lijdend voorwerp
C
onderwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 4 - Quizvraag

Welke vraag stel je om het lijdend voorwerp te vinden?

Slide 5 - Open vraag

Herhaling:

gezegde: alle werkwoorden uit de zin


onderwerp: wie (wat) + gezegde


lijdend voorwerp: wat (wie) + gezegde + onderwerp

Slide 6 - Tekstslide

meewerkend voorwerp
*Komt vaak voor bij de volgende werkwoorden:
vertellen, beantwoorden, geven, beloven, uitleggen overhandigen
*geeft aan voor wie iets bestemd is. Het is vaak een mens of dier. Het is dus een mens of een dier.
* het kan beginnen met AAN, of je AAN ervoor denken.

Slide 7 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp

aan wie/+ gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp


Check daarna of je aan  kunt weglaten of toevoegen.

Soms moet je hiervoor de woordvolgorde aanpassen

Slide 8 - Tekstslide

Is er een meewerkend voorwerp in deze zin?

Hij laat al zijn geld na aan goede doelen.
A
Wel een meewerkend voorwerp
B
Geen meewerkend voorwerp

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp?

Sophie doet jou de groeten
A
Geen meewerkend voorwerp
B
jou
C
Sophie
D
de groeten

Slide 10 - Quizvraag

Wie heeft mijn scooter gerepareerd?

mijn scooter =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
werkwoordelijk gezegde

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp (MV) in de zin:

Mag ik u een kopje koffie aanbieden?

Slide 12 - Open vraag

Wat is het meewerkend voorwerp (MV) in de zin:

Het verlegen jongetje gaf ik een schouderklopje.

Slide 13 - Open vraag

Wat is het meewerkend voorwerp?

Hij geeft zijn zus een knuffel.

Slide 14 - Open vraag

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin:
De politieagent gaf de foutparkeerder een flinke boete.

Slide 15 - Open vraag

Maken
Paragraaf 9
opdracht 1, 3, 4 
Leren alle theorie . Houd het bij!

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Link