1Havo grammatica deel 2 (check)

1VWO leerdoelen check
12 June 2025
1 / 55
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 55 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

1VWO leerdoelen check
12 June 2025

Slide 1 - Tekstslide

Much & Many

Slide 2 - Tekstslide

Wat is de Nederlandse vertaling van much & many?

Slide 3 - Open vraag

...... water bottles
A
much
B
many

Slide 4 - Quizvraag

...... water
A
much
B
many

Slide 5 - Quizvraag

...... times
A
much
B
many

Slide 6 - Quizvraag

...... children
A
much
B
many

Slide 7 - Quizvraag

...... effort
A
much
B
many

Slide 8 - Quizvraag

...... time
A
much
B
many

Slide 9 - Quizvraag

Ik kan much en many toepassen in een opdracht.
rood
oranje
groen
blauw

Slide 10 - Poll

Ik kan uitleggen wanneer je much of many gebruikt.
rood
oranje
groen
blauw

Slide 11 - Poll

Vergelijkingen

Slide 12 - Tekstslide

Hoe maak je een vergelijking als het bijvoeglijk naamwoord bestaat uit 1 lettergreep?
A
+er / +est
B
more ... / most ...

Slide 13 - Quizvraag

Vul de antwoorden in:
big - .... - ....

Slide 14 - Open vraag

Hoe maak je een vergelijking als het bijvoeglijk naamwoord bestaat uit 2 lettergrepen, en eindigt op een y?
A
+er / +est
B
more ... / most ...

Slide 15 - Quizvraag

Vul de antwoorden in:
happy - .... - ....

Slide 16 - Open vraag

Hoe maak je een vergelijking als het bijvoeglijk naamwoord bestaat uit 2 lettergrepen, en NIET eindigt op een y?
A
+er / +est
B
more ... / most ...

Slide 17 - Quizvraag

Vul de antwoorden in:
perfect - .... - ....

Slide 18 - Open vraag

Hoe maak je een vergelijking als het bijvoeglijk naamwoord bestaat uit 3 of meer lettergrepen?
A
+er / +est
B
more ... / most ...

Slide 19 - Quizvraag

Vul de antwoorden in:
difficult - .... - ....

Slide 20 - Open vraag

Vul de antwoorden in:
bad - .... - ....

Slide 21 - Open vraag

Vul de antwoorden in:
good - .... - ....

Slide 22 - Open vraag

Ik kan een vergelijking maken in het Engels.
rood
oranje
groen
blauw

Slide 23 - Poll

Ik kan uitleggen hoe je een vergelijking maakt in het Engels.
rood
oranje
groen
blauw

Slide 24 - Poll

Present Continuous

Slide 25 - Tekstslide

Wat is de verleden tijd van ...
walk

Slide 26 - Open vraag

Wanneer gebruik je de present continuous?
A
bij feiten
B
iets is nu bezig
C
bij gewoonten
D
iets is afgelopen

Slide 27 - Quizvraag

Welk signaalwoord past bij de present continuous?
A
always
B
often
C
usually
D
now

Slide 28 - Quizvraag

Welk signaalwoord past bij de present continuous?
A
usually
B
often
C
never
D
look

Slide 29 - Quizvraag

Welk signaalwoord past bij de present continuous?
A
at the moment
B
recently
C
yesterday
D
usually

Slide 30 - Quizvraag

Hoe zet je een werkwoord in de present continuous?
A
werkwoord + s
B
alleen het hele werkwoord opschrijven
C
werkwoord + ing
D
am/are/is + werkwoord + ing

Slide 31 - Quizvraag

Hoe zet je een werkwoord in de present continuous?
A
werkwoord + s
B
alleen het hele werkwoord opschrijven
C
werkwoord + ing
D
am/are/is + werkwoord + ing

Slide 32 - Quizvraag

Zet in de present continuous:
I _______ (to do) my homework now.

Slide 33 - Open vraag

Zet in de present continuous:
We ______ (to listen) to the teacher now.

Slide 34 - Open vraag

Zet in de present continuous:
He ______ (to read) a book at the moment.

Slide 35 - Open vraag

Zet in de present continuous:
The children _______ (to work) on their homework right now.

Slide 36 - Open vraag

Zet in de present continuous:
Look! My sister _______(to drink) coffee. Yuck!

Slide 37 - Open vraag

Ik kan een Engels werkwoord in de present continuous zetten.
rood
oranje
groen
blauw

Slide 38 - Poll

Ik kan uitleggen hoe je de present continuous maakt.
rood
oranje
groen
blauw

Slide 39 - Poll

Present Continuous & Present Simple

Slide 40 - Tekstslide

Je gebruikt de ...... als iets een feit is.
A
present simple
B
present continuous

Slide 41 - Quizvraag

Je gebruikt de ...... als iets nu bezig is.
A
present simple
B
present continuous

Slide 42 - Quizvraag

Je gebruikt de ...... als iets een gewoonte is.
A
present simple
B
present continuous

Slide 43 - Quizvraag

currently / right now / watch out / at the moment zijn signaalwoorden voor de ...
A
present simple
B
present continuous

Slide 44 - Quizvraag

usually / often / never / always zijn signaalwoorden voor de ...
A
present simple
B
present continuous

Slide 45 - Quizvraag

Vul in:
My dog never ______ cats.
A
chases
B
is chasing

Slide 46 - Quizvraag

Vul in:
My brothers usually _____ video games online.
A
play
B
plays
C
is playing
D
are playing

Slide 47 - Quizvraag

Vul in:
My dad ______ home right now.
A
drive
B
drives
C
is driving
D
is driveing

Slide 48 - Quizvraag

Vul in:
Look! It ______ in the distance!
A
rains
B
rain
C
is raining
D
am raining

Slide 49 - Quizvraag

Vul in:
I _____ a book at the moment.
A
read
B
reads
C
reading
D
am reading

Slide 50 - Quizvraag

Vul in:
I usually _____ to school by bike.
A
going
B
am go
C
am going
D
go

Slide 51 - Quizvraag

Vul in:
Watch out, that car ____ really fast!
A
is driving
B
drives
C
driving
D
drive

Slide 52 - Quizvraag

Ik kan de present simple en -continuous toepassen wanneer deze door elkaar worden gebruikt.
rood
oranje
groen
blauw

Slide 53 - Poll

Ik kan het verschil tussen de present continuous en present simple uitleggen.
rood
oranje
groen
blauw

Slide 54 - Poll

Ga verder met het oefenen van de grammatica.

Weektaak grammatica oefenen: deel 2

Slide 55 - Tekstslide