In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
H2: Cel en leven
Slide 1 - Tekstslide
Terugblik hoofdstuk 1
Theorie besproken tijdens de les (begrippen)
Veel voorbeelden gezien van diergedrag (filmpjes)
Basisopdrachten gemaakt (huiswerk)
Extra opdrachten gemaakt (*)
Practicum gedragsobservatie (verslag)
Documentaire Blackfish (opdracht)
Slide 2 - Tekstslide
Toetsweek 1
Herfstvakantie 16-20 okt
Toetsweek start 2 nov
Slide 3 - Tekstslide
Enquête Hoofdstuk 1
de uitleg is duidelijk
tempo is voldoende/goed
te weinig tijd voor zelfstandig werken
de docent te veel aan het woord
Slide 4 - Tekstslide
H2: Cel en leven
Pak je schrift en beantwoord de volgende vragen:
1. Teken een cel, welke onderdelen weet je nog?
2. Wat is nog kleiner dan een cel?
3. Wat doen cellen? Noem drie voorbeelden.
timer
4:00
Slide 5 - Tekstslide
Onderwerpen H2
Je leert welke organisatieniveaus er zijn en dat emergente eigenschappen kunnen ontstaan.
Je leert wat het betekent dat cellen leven en hoe ze samenwerken
Je leert hoe cellen zijn opgebouwd en hoe de celonderdelen werken
Je leert hoe water, glucose en andere stoffen de cellen in- en uitgaan
Je leert hoe een cel, aan de hand van DNA, eigen eiwitten maakt
Je leert hoe cellen delen en hoe fouten in de celdeling kunnen leiden tot een ziekte als kanker
Slide 6 - Tekstslide
Levenskenmerken
Onderbouw BvJ
Groeien
Voortplanten
Ademhalen
Uitscheiden
Voeden
Waarnemen
Bewegen
Bovenbouw Nectar
Groeien (celdeling)
Voortplanten
Stofwisseling
Waarnemen/reageren
Opgebouwd uit cellen
Organisatie van erfelijk materiaal (DNA/RNA)
Slide 7 - Tekstslide
Zijn virussen levende organismen?
ja/nee
Slide 8 - Tekstslide
Levenskenmerken
Bovenbouw Nectar
Groeien (celdeling)
Voortplanten
Stofwisseling
Waarnemen/reageren
Opgebouwd uit cellen
Organisatie van erfelijk materiaal (DNA/RNA)
Nee
Nee, niet zelfstandig
Nee
Nee, maar wel adaptatie
Nee
Ja, DNA of RNA
Slide 9 - Tekstslide
Organisatieniveaus
Bij biologie kun je dingen op verschillende organisatieniveaus bestuderen.
Van molecuul tot systeem Aarde.
Slide 10 - Tekstslide
academicinfluence.com
Slide 11 - Link
Molecuul
Een structuur die bestaat uit meerdere atomen en met alle eigenschappen van die bepaalde stof
±1 nm = 1x10-9
Slide 12 - Tekstslide
Organel
Een onderdeel van een cel met een bepaalde taak
±1 μm = 1x10-6
Slide 13 - Tekstslide
Cel
Functionele basiseenheid van elk organisme
± 50 μm
Slide 14 - Tekstslide
Weefsel
Een groep cellen met dezelfde bouw en dezelfde functie
Slide 15 - Tekstslide
Orgaan
Verschillende weefsels die samenwerken aan een bepaalde taak
Slide 16 - Tekstslide
Orgaanstelsel
Diverse organen die samen een bepaalde taak hebben
Slide 17 - Tekstslide
Organisme
Een levend wezen
Slide 18 - Tekstslide
Populatie
Groep organismen van een bepaalde soort in een bepaald gebied
Slide 19 - Tekstslide
Levensgemeenschap
Alle organismen (en hun onderlinge relaties) in een bepaald gebied
Slide 20 - Tekstslide
Ecosysteem
Een begrensd gebied waarbij de levende en levenloze natuur relaties hebben
Slide 21 - Tekstslide
Systeem Aarde
Een dynamisch systeem gevormd door alle fysische, chemische en biologische processen op aarde en hun onderlinge interacties
Slide 22 - Tekstslide
H2 par 1: Cel en leven
Deze les kijken we naar:
Emergente eigenschappen
Oppervlakte/inhoud
Stamcellen
Slide 23 - Tekstslide
Emergente eigenschap
De eigenschap ontstaat door interactie.
Pas zichtbaar op een hoger organisatie-niveau.
Slide 24 - Tekstslide
Emergente eigenschap
De eigenschap ontstaat door interactie.
Pas zichtbaar op een hoger organisatie-niveau.
Slide 25 - Tekstslide
Oppervlakte/ inhoud
Uit hoeveel cellen bestaat het menselijk lichaam?
Hoeveel bacterien zitten er op het menselijk lichaam?
Waarom zijn cellen eigenlijk zo klein?
- 2 minuten in stilte -
timer
2:00
Slide 26 - Tekstslide
Oppervlakte/ inhoud
Een cel kan niet groter zijn omdat anders de oppervlakte (mogelijkheid tot uitwisseling van stoffen) te klein wordt t.o.v. de inhoud van de cel.
Slide 27 - Tekstslide
Organisatieniveau van groot naar klein
A
orgaan -organisme -weefsel -cel -organenstelsel
B
organisme- organenstelsel- orgaan - weefsel - cel
C
weefsel - cel- orgaan - organisme- organenstelsel
D
organenstelsel- orgaan - organisme - weefsel- cel
Slide 28 - Quizvraag
Zoogdieren verliezen veel warmte via de huid. Ten opzichte van ijsberen zijn bruine beren daarom
A
Groter
B
Kleiner
Slide 29 - Quizvraag
Vroeger (560 miljoen jaar geleden) zat er 31% zuurstof in de lucht. Insecten waren toen
A
Groter
B
Kleiner
Slide 30 - Quizvraag
Eicel tot organisme
Celdifferentiatie:
Stamcellen --> gespecialiseerde cellen.
Slide 31 - Tekstslide
Stamcellen
Unipotente stamcellen (bijv. fibroblasten)
Pluripotente stamcellen (embryo, foetus)
Omnipotente stamcellen
(vroege embryonale ontwikkeling - zygote)
Slide 32 - Tekstslide
Cellen/ suikerziekte
Eilandjes van langerhans: gespecialiseerde cellen in de alvleesklier die insuline maken (nodig voor de regeling van de glucose concentratie in het bloed).
Bij mensen met Diabetes type 1 zijn deze cellen beschadigd en maken dus geen insuline meer aan.