In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Morivatie voor biologie
Slide 1 - Tekstslide
Wat weet je nog?
Erfelijkheid, voortplanting, bloedvatenstelsel (foetaal), evolutie, zaden en snavels, vogels spotten in het bos, bacterieproef, microscopie (spermacellen).
Slide 2 - Tekstslide
Voornemens
Meedoen in de les
Huiswerk beter bijhouden
Eerder beginnen met leren voor de toets
Inzichtvragen oefenen / oefentoetsen maken
Feyman techniek toepassen ipv samenvatten
Slide 3 - Tekstslide
Thema 2 Cel en leven
§2.1 Cellen leven samen
Slide 4 - Tekstslide
Onderwerpen H2
Je leert welke organisatieniveaus er zijn en dat emergente eigenschappen kunnen ontstaan.
Je leert wat het betekent dat cellen leven en hoe ze samenwerken.
Je leert hoe cellen zijn opgebouwd en hoe de celonderdelen werken.
Je leert hoe water, glucose en andere stoffen de cellen in- en uitgaan.
Je leert hoe een cel, aan de hand van DNA, zijn eigen eiwitten maakt.
Je leert hoe cellen delen en hoe fouten in de celdeling kunnen leiden tot een ziekte als kanker.
Slide 5 - Tekstslide
Levenskenmerken
Onderbouw
Groeien
Voortplanting
Ademhaling
Voeding
Uitscheiding
Waarneming (reageren)
Beweging
Bovenbouw
Opgebouwd uit cellen
Organisatie van erfelijk materiaal (DNA/RNA)
Slide 6 - Tekstslide
Zijn virussen levende organismen?
ja/nee
Slide 7 - Tekstslide
Levenskenmerken virussen
1. Groeien (celdeling)
2. Voortplanting
3. Stofwisseling
4. Waarnemen (reageren)
5. Opgebouwd uit cellen
6. Organisatie van erfelijk materiaal (DNA/RNA)
Nee, wel vermenigvuldiging
Nee, niet zonder gastheer
Nee, niet zonder gastheer
Nee, wel adaptatie
Nee, geen cellen
Ja, voornamelijk RNA
Slide 8 - Tekstslide
Organisatieniveaus
Bij biologie bestudeer je dingen
op verschillende organisatieniveaus.
Van organische moleculen
tot systeem Aarde.
Slide 9 - Tekstslide
academicinfluence.com
Slide 10 - Link
Molecuul
Een structuur die bestaat uit meerdere atomen en met alle eigenschappen van die bepaalde stof
±1 nm = 1x10-9
Slide 11 - Tekstslide
Organel
Een onderdeel van een cel met een bepaalde taak
±1 μm = 1x10-6
Slide 12 - Tekstslide
Cel
Functionele basiseenheid van elk organisme
± 50 μm
Slide 13 - Tekstslide
Weefsel
Een groep cellen met dezelfde functie en ongeveer dezelfde bouw
Slide 14 - Tekstslide
Orgaan
Verschillende weefsels die samenwerken aan een bepaalde taak
Slide 15 - Tekstslide
Orgaanstelsel
Diverse organen die samen een bepaalde taak uitvoeren
Slide 16 - Tekstslide
Organisme
Een levend wezen
Slide 17 - Tekstslide
Populatie
Groep organismen van een bepaalde soort in een bepaald gebied.
Slide 18 - Tekstslide
Levensgemeenschap
Alle organismen (en hun onderlinge relaties) in een bepaald gebied.
Slide 19 - Tekstslide
Ecosysteem
Een begrensd gebied waarbij de levende en levenloze natuur met elkaar in relatie staan.
Slide 20 - Tekstslide
Systeem Aarde
Een dynamisch systeem gevormd door alle fysische, chemische en biologische processen op aarde en hun onderlinge interacties.
Slide 21 - Tekstslide
Weektaak
Maken par 2.1
Opdracht 2, 3, 4, 7, 8, 9, 12, 13, 17, 20, 21
Slide 22 - Tekstslide
Thema 2 Cel en leven
§2.1 Cellen leven samen
Slide 23 - Tekstslide
Organisatieniveaus
Bij biologie bestudeer je dingen
op verschillende organisatieniveaus.
Van moleculen, tot organisme,
tot systeem Aarde.
Interactie op het ene niveau leidt tot nieuwe eigenschappen op een ander niveau (emergentie).
Slide 24 - Tekstslide
Emergente eigenschappen
De eigenschap ontstaat door interactie tussen onderdelen.
Pas zichtbaar op een hoger organisatie-niveau.
Slide 25 - Tekstslide
Emergente eigenschappen
De eigenschap ontstaat door interactie tussen onderdelen.
Pas zichtbaar op een hoger organisatie-niveau.
Slide 26 - Tekstslide
Oppervlakte/ inhoud
Uit hoeveel cellen bestaat het menselijk lichaam?
Hoeveel bacterien zitten er op het menselijk lichaam?
Waarom zijn cellen eigenlijk zo klein?
Je mag gebruik maken van internet en overleggen als tweetal.
timer
3:00
Slide 27 - Tekstslide
Oppervlakte/ inhoud
Een cel kan niet groter zijn omdat anders het oppervlak (de mogelijkheid tot uitwisseling van stoffen) te klein wordt t.o.v. de inhoud van de cel.
(uitzondering: eicel)
Slide 28 - Tekstslide
Eicel tot organisme
Celdifferentiatie:
Stamcellen --> gespecialiseerde cellen zoals lever, huid, hersenen.
Slide 29 - Tekstslide
Stamcellen (3 soorten)
Omnipotente stamcellen
(vroege embryonale ontwikkeling - zygote)
Pluripotente stamcellen (embryo, foetus)
Unipotente stamcellen (bijv. fibroblasten)
Slide 30 - Tekstslide
Cellen/ suikerziekte
Het boek gebruikt Diabetes type 1 als een voorbeeld van het denken in organisatieniveaus en het toepassen van stamcel onderzoek.
Slide 31 - Tekstslide
Cellen/ suikerziekte
Eilandjes van langerhans: gespecialiseerde cellen in de alvleesklier die insuline maken (nodig voor de regeling van de glucose concentratie in het bloed).
Bij mensen met Diabetes type 1 zijn deze cellen beschadigd en maken ze geen insuline meer aan.
Slide 32 - Tekstslide
Cellen/ suikerziekte
Behandeling op verschillende organisatieniveaus:
Insuline spuiten
Weefseltransplantatie (eilandjes van langerhans)
Orgaantransplantatie (alvleesklier)
Stamceltransplantatie (uit beenmerg)
--> benoem de 4 organisatieniveaus
timer
2:00
Slide 33 - Tekstslide
Weektaak
Maken par 2.1
Opdracht 2, 3, 4, 7, 8, 9, 12, 13, 17, 20, 21
Bij dit hoofdstuk heb je Binas nodig!
Slide 34 - Tekstslide
Organisatieniveau van groot naar klein
A
orgaan -organisme -weefsel -cel -organenstelsel
B
organisme- organenstelsel- orgaan - weefsel - cel
C
weefsel - cel- orgaan - organisme- organenstelsel
D
organenstelsel- orgaan - organisme - weefsel- cel
Slide 35 - Quizvraag
Zoogdieren verliezen veel warmte via de huid. Ten opzichte van ijsberen zijn bruine beren daarom
A
Groter
B
Kleiner
Slide 36 - Quizvraag
Vroeger (560 miljoen jaar geleden) zat er 31% zuurstof in de lucht. Insecten waren toen