3.4 - Banken doen meer

Welkom  
economen!
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Welkom  
economen!

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk 3
Paragraaf 4 - Nog meer bankzaken?
3TL

Slide 2 - Tekstslide

Programma
  • Bespreken uit par 3.3 = vraag 5, 7, 10, 11 en 12
  • Uitleg 3.4
Daarna:
  • Maken paragraaf 3.4

Slide 3 - Tekstslide

Wat moet je kennen/ kunnen?
  • Nabespreken rekenopgaven par 3
  • Kraak de code oefensom
  • wat het betekent als je je geld belegt
  • hoe de geldkringloop in elkaar zit
  • hoe je vreemd geld omrekent naar euro’s en omgekeerd

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Link

kijkvragen:
  1. Wat zijn cryptomunten?
  2. Hoeveel mensen in ons land beleggen in cryptomunten en hoe groot is het aandeel jongeren hierin?
  3. Waarom daalt de koers van de cryptomunten nu zo snel?
  4. Zou jij zelf (in de toekomst) willen beleggen in crypto, waarom wel/ niet? 

Slide 6 - Tekstslide

Waar denk jij aan bij het woord beleggen?

Slide 7 - Woordweb

Hoe verdien je geld met beleggen?

  1. Een bedrijf maakt winst. Je krijgt 1x per jaar een deel van de winst = dividend
  2. Je verkoopt je aandelen op de beurs voor een hoger bedrag (=de koers) dan dat je ze hebt aangekocht.

Slide 8 - Tekstslide

Wat zijn volgens jou voordelen van sparen t.o.v. beleggen?

Slide 9 - Open vraag

Wat zijn volgens jou voordelen van beleggen t.o.v. sparen?

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Video

Beleggen of sparen?
Voordelen beleggen:
  • Meer kans op een hoog rendement.
  • Je kan aandelen snel aan- en verkopen.


Nadelen beleggen:
  • Als een bedrijf geen winst maakt krijg je geen dividend
  • Een aandeel kan ook minder waard worden en dus kun je ook verlies lijden.

Slide 12 - Tekstslide

Beleggen of sparen?
Voordelen sparen:
  • Je kan geen verlies maken.
  • Je weet van te voren precies hoeveel euro je over een bepaalde tijd hebt.
Nadelen sparen:
  • Bij sparen krijg je een laag rendement.
  • Als de inflatie per jaar is hoger dan de rente kun je na een jaar minder kopen voor je geld.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Welke rente is hoger die voor het sparen van geld of voor het lenen van geld en waarom?

Slide 15 - Open vraag

Wisselkoersen
  • Geeft de verhouding tussen de euro en vreemde valuta aan.
  • Banken gebruiken bij het omwisselen van vreemd geld twee koersen.
  • Het lage bedrag: als je vreemd geld koopt, ontvang je het lage bedrag voor je euro’s.
  • Het hoge bedrag: als je vreemd geld omwisselt voor euro’s, ontvang je één euro voor het hoge bedrag in vreemde valuta.

Slide 16 - Tekstslide

Wisselkoersen (verhoudingstabel)
  1. Bepaal of je vreemd geld wilt kopen of inwisselen?
  2. Kopen = lage koers en inwisselen = hoge koers
  3. Verhoudingstabel tekenen
  4. Goede wisselkoers in de tabel zetten!
  5. Waar wil je naar toe rekenen?
  6. Antwoord geven op de vraag

Slide 17 - Tekstslide

Wisselkoersen (formule)
  1. Bepaal of je vreemd geld wilt kopen of inwisselen?
  2. Kopen = lage koers en inwisselen = hoge koers
  3. Goede formule kiezen!
  • kopen = bedrag in euro’s x lage koers
  • Inwisselen = bedrag in vreemd geld : hoge koers


Slide 18 - Tekstslide

Oefensommen wisselkoersen
Gebruik de wisselkoersen op bladzijde 84 van je boek!
  1. Je wilt voor € 1000  Turkse lira's aanschaffen. Hoeveel Turkse lira's krijg je? 
  2. Je wilt 6450 Turkse lira's omwisselen voor euro’s. Hoeveel euro’s krijg je?



Slide 19 - Tekstslide

Antwoord som 1 (tabel) 
  1. Bepaal of je vreemd geld wilt kopen of inwisselen? (kopen)
  2. Kopen = lage koers en inwisselen = hoge koers (lage koers)
  3. Verhoudingstabel tekenen (zie bord)
  4. Goede wisselkoers in de tabel zetten! (zie bord)
  5. Waar wil je naar toe rekenen? (zie bord)
  6. Antwoord geven op de vraag (zie bord)

Slide 20 - Tekstslide

Antwoord som 1 (formule)
  1. Bepaal of je vreemd geld wilt kopen of inwisselen? (kopen)
  2. Kopen = lage koers en inwisselen = hoge koers (lage koers)
  3. kopen = bedrag in euro’s x lage koers (1000 x 6,45 = 6450 TL)

Slide 21 - Tekstslide

Antwoord som 2 (tabel) 
  1. Bepaal of je vreemd geld wilt kopen/ inwisselen? (verkopen)
  2. Kopen = lage koers en inwisselen = hoge koers (hoge koers)
  3. Verhoudingstabel tekenen (zie bord)
  4. Goede wisselkoers in de tabel zetten! (zie bord)
  5. Waar wil je naar toe rekenen? (zie bord)
  6. Antwoord geven op de vraag (zie bord)

Slide 22 - Tekstslide

Antwoord som 1 (formule)
  1. Bepaal of je vreemd geld wilt kopen/ inwisselen? (verkopen)
  2. Kopen = lage koers en inwisselen = hoge koers (hoge koers)
  3. Inwisselen = bedrag in vreemd geld : hoge koers                    6450 : 6,51 = €990,78

Slide 23 - Tekstslide

Waar heb je nog vragen over of extra hulp bij nodig?

Slide 24 - Open vraag

Aan de slag/ huiswerk
  • Maken hoofdstuk 3.3 = vraag 1 t/m 13
  • Maken hoofdstuk 3.4 = vraag 1, t/m 10
timer
1:00

Slide 25 - Tekstslide

Wat moet je kennen/ kunnen?
  • Nabespreken rekenopgaven par 3
  • wat het betekent als je je geld belegt
  • hoe de geldkringloop in elkaar zit
  • hoe je vreemd geld omrekent naar euro’s en omgekeerd

Slide 26 - Tekstslide