1MH voorbereiding PW hf. 3 & 4

Voorbereiding proefwerkweek 
1 / 54
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 54 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Voorbereiding proefwerkweek 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Onderdeel: Lezen

Slide 3 - Tekstslide

Wat moet ik kunnen?
Ik kan oriënterend lezen om het onderwerp van een tekst te vinden.
Ik kan een alinea herkennen in een tekst.
Ik weet wat een deelonderwerp is.
Ik weet wat een tussenkopje is.
Ik kan zelf een passend tussenkopje bedenken.
Ik weet wat globaal lezen is.


Slide 4 - Tekstslide

Wat moet ik kunnen?
Ik weet wat zoekend lezen is.
Ik kan zoekend lezen om informatie in een korte tekst te vinden.
Ik kan de inleiding, het middenstuk en het slot van een tekst herkennen.

Slide 5 - Tekstslide

Leesmanieren
oriënterend
globaal
zoekend

Slide 6 - Tekstslide

Bij oriënterend lezen:
A
zoek ik gericht naar informatie
B
bekijk ik wat het onderwerp van een tekst is
C
lees ik de tekst grondig en aandachtig

Slide 7 - Quizvraag

Bij globaal lezen:
A
let ik vooral op tussenkopjes
B
zoek ik alleen het stukje tekst dat ik nodig heb
C
wil ik snel de belangrijkste informatie uit een tekst halen

Slide 8 - Quizvraag

Bij zoekend lezen:
A
wil ik snel iets opzoeken in een tekst
B
lees ik een tekst heel precies
C
bekijk ik vooral het onderwerp van de tekst

Slide 9 - Quizvraag

Ik wil weten hoe laat mijn favoriete tv-programma begint. Ik lees:
A
oriënterend
B
globaal
C
zoekend

Slide 10 - Quizvraag

Ik wil weten of ik een tekst kan gebruiken voor een verslag. Ik lees:
A
oriënterend
B
globaal
C
zoekend

Slide 11 - Quizvraag

Ik wil weten waar een tekst over gaat. Ik lees:
A
oriënterend
B
globaal
C
zoekend

Slide 12 - Quizvraag

Filmmaker Robert Oey, de partner van de Amsterdamse burgemeester Femke Halsema, accepteert toch de veertig uur taakstraf voor verboden wapenbezit. Dit meldt zijn advocaat Peter Plasman dinsdag.

Oey kreeg de taakstraf in december opgelegd tijdens een besloten zitting, maar besloot bezwaar aan te tekenen. De zaak zou daarom woensdag voor de rechter komen.

Slide 13 - Tekstslide

Welke titel past boven de voorgaande tekst?

Slide 14 - Open vraag

Inmiddels is China al begonnen met het testen van een nieuw vaccin op mensen. Het middel Remdesivir lijkt effectief en wordt nu al getest op mensen. In de VS is Remdesivir ook al getest op een patiënt met het virus en diens ziekteverschijnselen werden minder, volgens de artsen. Volgens de Nederlandse viroloog Marion Koopmans is er ‘over een maand of vier’ een vaccin. Verder meldt de New York Times dat gezondheidsdeskundigen zich verheugen over het feit dat het aantal personen die aan de beterende hand zijn van de besmetting stijgend is. Blijkbaar werkt de behandeling die ze krijgen, en lijkt het virus niet zo dodelijk te zijn als het sarsvirus in 2003.

Slide 15 - Tekstslide

Bij welk deel van een tekst hoort voorgaande tekst?
A
inleiding
B
middenstuk (kern)
C
slot

Slide 16 - Quizvraag

Het coronavirus blijft de gemoederen bezig houden. De Chinese stad Wuhan, de bakermat van het virus, is afgesloten van de wereld en de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) heeft het coronavirus uitgeroepen tot internationale bedreiging voor de volksgezondheid.

Slide 17 - Tekstslide

Bij welk deel van een tekst hoort voorgaande tekst?
A
inleiding
B
middenstuk (kern)
C
slot

Slide 18 - Quizvraag

Ook in andere landen worden maatregelen genomen. Italië bijvoorbeeld, waar bij twee personen besmetting is vastgesteld, heeft voor zes maanden de noodtoestand ingesteld, waardoor onder andere geld vrijkomt voor het nemen van maatregelen en regionale autoriteiten meer bevoegdheden krijgen om in te grijpen. 

Slide 19 - Tekstslide

Bij welk deel van een tekst hoort voorgaande tekst?
A
inleiding
B
middenstuk (kern)
C
slot

Slide 20 - Quizvraag

Welke titel zou er boven de volledige voorgaande tekst passen?

Slide 21 - Open vraag

Wat zou een deelonderwerp kunnen zijn bij een tekst die gaat over milieuvervuiling?

Slide 22 - Open vraag

Onderdeel: Taalverzorging

Slide 23 - Tekstslide

Grammatica

Slide 24 - Tekstslide

Wat moet ik kunnen?
Ik kan de persoonsvorm vinden.
Ik kan het werkwoordelijk gezegde vinden.
Ik kan het onderwerp vinden.
Ik kan het lijdend voorwerp vinden.

Slide 25 - Tekstslide

Bij een vraagzin staat de persoonsvorm altijd vooraan.
A
juist
B
onjuist

Slide 26 - Quizvraag

Een persoonsvorm is altijd een werkwoord.
A
juist
B
onjuist

Slide 27 - Quizvraag

Een zin heeft altijd een onderwerp.
A
juist
B
onjuist

Slide 28 - Quizvraag

Een zin heeft altijd een lijdend voorwerp.
A
juist
B
onjuist

Slide 29 - Quizvraag

Wendy en ik houden heel erg van oliebollen.
A
persoonsvorm
B
onderwerp
C
gezegde
D
lijdend voorwerp

Slide 30 - Quizvraag

Wij zijn momenteel oliebollen aan het bakken.
A
onderwerp
B
persoonsvorm
C
gezegde
D
lijdend voorwerp

Slide 31 - Quizvraag

Ik heb die spijker met een hamer in de muur geslagen.
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling.

Slide 32 - Quizvraag

In de pauze zit ik vaak in het atrium met mijn vriendinnen.
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 33 - Quizvraag

Werkwoordspelling

Slide 34 - Tekstslide

Wat moet ik kunnen?
Ik kan de spellingsregels voor de persoonsvorm tegenwoordige tijd en het voltooid deelwoord. 
Ik kan de persoonsvorm en het voltooid deelwoord van elkaar onderscheiden.
Ik kan 't taxikofschip toepassen.
Ik weet het verschil tussen de stam en de ik-vorm.
Ik weet wanneer je de g, gg of ch moet gebruiken.

Slide 35 - Tekstslide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Is het de persoonsvorm?
Staat de zin in de tegenwoordige tijd?
Welke vorm moet ik gebruiken?

ik             ik-vorm
hij/zij         ik-vorm +t
                                  wij            infinitief (hele werkwoord)

               

Slide 36 - Tekstslide

D-werkwoorden PV tt
D-werkwoorden zijn werkwoorden die in de stam op een 'd' eindigen. Voor deze werkwoorden gelden dezelfde regels als voor alle andere werkwoorden. Laat je dus niet afleiden door die 'd' in het woord en pas gewoon de regels toe.
Voorbeeld: werken - werk - werkt
vinden - vind -vindt
Zowel 'werkt' als 'vindt' eindigt op een 't'.

Slide 37 - Tekstslide

Voltooid deelwoord
Een voltooid deelwoord staat vaak aan het einde van een zin en begint met:
ge-
be-
ver-
ont-
Een voltooid deelwoord geeft aan dat iets al gedaan is.

Slide 38 - Tekstslide

Voltooid deelwoord
Je kunt het makkelijk horen of een voltooid deelwoord op een -d of een -t eindigt. Maak het woord langer en dan hoor je de juiste letter. Bijvoorbeeld: verkocht - verkochte
Als je het niet kunt horen, gebruik dan 't taxikofschip.
Bijvoorbeeld:
Verven: Is het verfde of verfte? De stam eindigt op een 'v', dus: verfde.



Slide 39 - Tekstslide

't taxikofschip

Huh? Ik ken alleen 't kofschip!
't kofschip of taxikofschip is een bedacht woordje om jouw te helpen onthouden op welke letter de stam van een werkwoord moet eindigen in de verleden tijd of bij het voltooid deelwoord.
Het gaat alleen om de medeklinkers: k, x, f, s, ch, p
De 'x' is er later aan toegevoegd omdat we steeds meer leenwoorden hebben uit een andere taal die in de stam eindigen op een 'x'.
Eindigt de stam op die medeklinkers, dan gebruik je een 't'.

Slide 40 - Tekstslide

LET OP!
De stam is niet hetzelfde als de ik-vorm!
lopen
stam: lop
ik-vorm:loop
wuiven
stam: wuiv
ik-vorm: wuif
Dit is belangrijk voor het toepassen van de regel met 't taxikofschip.


Slide 41 - Tekstslide


Sommige werkwoorden kunnen voor verwarring zorgen bij de werkwoordspelling.


Slide 42 - Tekstslide


Ook een werkwoord dat eruit ziet als een voltooid deelwoord, kan een persoonsvorm zijn.

Slide 43 - Tekstslide

gebeuren


Het ongeluk is gisteren gebeurd.

Dat gebeurt wel vaker bij zo'n storm.


Slide 44 - Tekstslide

ontvoeren


Hij heeft dat meisje ontvoerd.

Hij ontvoert dat meisje.

Slide 45 - Tekstslide

Hij ............ de vrouw aan die tafel.
A
bedient
B
bediend

Slide 46 - Quizvraag

Ik heb dat in mijn eentje ..........
A
beslist
B
beslist

Slide 47 - Quizvraag

Mijn moeder .......... een lekker ontbijtje voor ons.
A
bereidt
B
bereid

Slide 48 - Quizvraag

Ik heb heel veel geld ................
A
verdient
B
verdiend

Slide 49 - Quizvraag

Ik heb hem aan zijn afspraak ...........
A
herinnert
B
herinnerd
C
herinnerdt

Slide 50 - Quizvraag

Mijn akelige buurman ............. zijn hond.
A
mishandelt
B
mishandeld
C
mishandeldt

Slide 51 - Quizvraag

Hij ......... veel eigenwaarde aan zijn brede bovenlichaam.
A
ontleent
B
ontleend
C
ontleendt

Slide 52 - Quizvraag

Taalverzorging opdracht 6, hf. 4
g, gg, ch

Slide 53 - Tekstslide

Kiezen:
- Lezen in Borealis
- Verder met woordenschat hf. 4 (huiswerk voor dinsdag)

Slide 54 - Tekstslide