H2: Socialisatie

Socialisatie
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Socialisatie

Slide 1 - Tekstslide

Planning
Vandaag: 

Een quiz
Meld je alvast aan! 

Uitleg (20 min) 

Filmpje (3 min) 

Zelfstandig werken. 

Slide 2 - Tekstslide

Eigenschappen zijn aangeboren of aangeleerd.

Je ......... is vooral aangeleerd

Welk woord of welke woorden, kan je hier invullen?
A
Technisch inzicht
B
Muzieksmaak
C
Taalgevoel
D
Voetbaltalent

Slide 3 - Quizvraag


Voor veel Nederlanders is het moeilijk om Chinees te leren spreken.
Dit komt omdat:
A
Taal een aangeboren eigenschap is
B
Chinees veel moeilijker is dan bijvoorbeeld Duits of Arabisch
C
Ze zijn niet opgevoed met de Nederlandse taal
D
Je een taal vooral onbewust aanleert

Slide 4 - Quizvraag



Welk gedrag van de mens is aangeboren?
A
Mensen durven niet naakt over straat te lopen, ook al is het warm
B
Een meisje huilt, omdat ze niet met de jongens mee mag voetballen
C
Een baby huilt omdat het honger heeft.
D
Een jongen krijgt tranen in zijn ogen als hij hoort dat hij een onvoldoende heeft.

Slide 5 - Quizvraag



Cultuur is?
A
aangeboren
B
aangeleerd

Slide 6 - Quizvraag

Aangeboren / Aangeleerd

Aangeboren eigenschappen: zijn eigenschappen als kunnen spreken (niet gelijk de taal), denken, zien of horen. Ook karaktereigenschappen als driftig, moedig of verlegen,  talenten of bijvoorbeeld ADHD  zijn  aangeboren eigenschappen. 

Aangeleerde eigenschappen: eigenschappen die je kunt leren: een taal, naar de wc gaan, veters strikken, iemand groeten, piano spelen, zingen etc. Welke eigenschappen aangeleerd worden, verschilt per opvoeding. Waar je goed in bent is afhankelijk van de omgeving waarin je opgroeit. 

Slide 7 - Tekstslide

Omgeving en cultuur


Je leert van je directe omgeving (ouders, vrienden en school). Maar je leert ook alle regels en gebruiken van maatschappij waar je bij hoort. 

Je gaat je gedragen naar deze cultuur

Slide 8 - Tekstslide

Cultuur
Alle normen, waarden en gewoonten die mensen samen in een bepaalde 
groep of samenleving met elkaar delen. 

Slide 9 - Tekstslide

Cultuurelementen
  • Taal en Godsdienst 
  • Hoe leven we samen? 
  • Gewoontes, tradities en kleding

Slide 10 - Tekstslide

Uluru: Is dit natuur of cultuur?

Slide 11 - Tekstslide

Uluru: Is dit natuur of cultuur?
Natuur: het was er al voor de mens.
Cultuur: voor de aboriginals is de berg heilig.

Slide 12 - Tekstslide





Zoutvlakte Bolivia: Natuur of Cultuur?

Slide 13 - Tekstslide


Zoutvlakte Bolivia: Natuur of Cultuur?

Natuur: het is ontstaan zonder hulp van mensen.
Cultuur: men gebruikt het voor het toerisme

Slide 14 - Tekstslide


Geef een voorbeeld van de Franse cultuur


Slide 15 - Open vraag

Identiteit
Persoonlijke identiteit = IK 
Jouw identiteit is de persoon die jij bent, dit wordt grotendeels bepaald door: 
  • Socialisatie en internalisatie 
  • Identificatie
  • Karakter en ervaringen

Groepsidentiteit = WIJ 
Aangeven dat je tot een bepaalde groep hoort: "Ik ben een Nederlander"

Slide 16 - Tekstslide

Socialisatie  (IK)

Het bewust of onbewust aanleren van de normen, waarden en gewoonten
die bij jouw groep of samenleving horen heet socialisatie. Op die manier
leren we wat fatsoenlijk is en wat geschreven en ongeschreven regels zijn. 

De mensen die je helpen om sociaal te worden, zijn socialisators
ouders, vrienden, sportclubs, media etc. 



Slide 17 - Tekstslide

Het socialisatieproces
Het socialisatieproces is een herhalend proces waarin je gewenst gedrag wordt 
aangeleerd, totdat het gedrag vanzelfsprekend wordt. Vooral in je jonge jaren is dit proces heel belangrijk, hoe ouder je bent - hoe moeilijker veranderen wordt. 


Drie manieren om te leren zijn: 
  1.  Imitatie: kinderen imiteren volwassenen of anderen
  2.  Identificatie: kinderen willen zich graag vergelijken met iemand die ouders is. Denk bijvoorbeeld aan kinderen die vader en moedertje spelen. 
  3. Sanctie: kinderen leren door belonen en straffen.

Slide 18 - Tekstslide

Internalisatie 

Wanneer we iets verkeerds doen, volgt er een sanctie: ouders worden boos of de politie geeft een boete. Dit fenomeen noemen we sociale controle
jouw omgeving corrigeert jou, omdat die ander gedrag willen zien!


Als het corrigeren geholpen heeft en je goed gedrag laat zien, noemen we dit internalisatie. Dit is het automatisch gedragen zoals er van je wordt verwacht. 
(eten met mes en vork, niet boeren in het openbaar)

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video



Socialisatie betekent dat mensen:
A
Kenmerken van een groep aanleren
B
Allemaal dezelfde normen en waarden aanleren
C
Verschillende culturen leren kennen
D
Alle aangeboren eigenschappen afleren

Slide 21 - Quizvraag

Zijn de uitspraken juist of onjuist?

1. Socialisatie is het aanleren van kenmerken, waarden, normen en gewoonte

2. Socialisatie gaat bewust en onbewust.
A
1 is juist , 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist

Slide 22 - Quizvraag



Vanaf welke leeftijd begint socialisatie?
A
Vanaf 18 jaar, want dan ben je meerderjarig
B
Vanaf vier jaar, want dan ga je naar school.
C
Vanaf de geboorte
D
Vanaf het moment dat een kind kan praten en anderen verstaat.

Slide 23 - Quizvraag

Zijn de uitspraken juist of onjuist?

1. Door socialisatie leer je welk gedrag anderen van jou verwachten.

2. Socialisatie en cultuur staan los van elkaar.
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist

Slide 24 - Quizvraag



Veel organisaties hebben invloed op iemands waarden, normen en gedrag.

Welke is het belangrijkst voor kleine kinderen?
A
Het geloof
B
De school
C
Het gezin
D
De media

Slide 25 - Quizvraag

Karakter en ervaringen (IK)
Alle aangeboren kenmerken horen bij je karakter

Toch hebben tweelingen die samen opgroeien nooit precies dezelfde identiteit. 

Alles wat je meemaakt, al je ervaringen, hebben ook invloed op je. 

Slide 26 - Tekstslide

Groepsidentiteit  (WIJ)
Wanneer je aangeeft bij een bepaalde groep te horen, heb je een groepsidentiteit. 
" Ik ben een Nederlander "
" Ik ben een katholiek "
" Ik ben eigenwijs " 

Saamhorigheid: mensen willen graag ergens bijhoren, met anderen samenleven. 
Wij en zij: het gaat om een groep die bij elkaar hoort, maar door 'wij' sluit je anderen uit. 
Meerdere groepen: de meeste mensen hebben meerdere 'subculturen' - maar kan je wel trouw blijven aan beiden? Daar ontstaan nog wel eens botsingen... 



Slide 27 - Tekstslide

Zelfstandig werken! 
Lees hoofdstuk 3
Boek: Multiculturele Samenleving


Maak de opdrachten: 
1,2,3,5,6,7,8,9, 10 en 12

Slide 28 - Tekstslide