LIHR Recht P1 - H2

Recht P1 - Hoofdstuk 2
Legal, Insurance & HR services specialist
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
RechtMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

Onderdelen in deze les

Recht P1 - Hoofdstuk 2
Legal, Insurance & HR services specialist

Slide 1 - Tekstslide

Recht periode 1
> Zie de planner ‘Klas 1 Recht’ op Itslearning


Lesweek 1 t/m 6: Theorielessen + opdrachten (H1 t/m 3 van het Basisboek Juridisch 2022).

Lesweek 7 en 8: Portfolio-opdracht ‘Rechtbank’.

Slide 2 - Tekstslide

Hoofdstuk 2: De Grondwet
Leerdoelen van dit hoofdstuk:
- Je kunt uitleggen wat de drie kenmerken van een staat zijn.
- Je kunt beschrijven wat een gedecentraliseerde eenheidsstaat is.
- Je kunt de kenmerken van een democratische rechtsstaat benoemen.
- Je kunt de kenmerken van een constitutionele monarchie met parlementair stelsel benoemen.
- Je kunt het verschil uitleggen tussen klassieke en sociale grondrechten.
- Je kunt de verschillende grondrechten uit de Grondwet herkennen.
- Je kunt bepalen welk grondrecht in een bepaalde situatie van toepassing is.

Slide 3 - Tekstslide

Inleiding
Het staatsrecht beschrijft hoe de Nederlandse staat is georganiseerd. Het staatsrecht gaat over de Tweede Kamer, de ministers, de koning, maar ook over de gemeenteraad en de burgemeester.

Het staatsrecht vind je in meerdere wetten zoals de Grondwet, de Kieswet, de Provinciewet en de Gemeentewet.

In de Grondwet staan de basisregels van het staatsrecht in Nederland. Deze wet is het fundament van het Koninkrijk der Nederlanden. De Grondwet is gemaakt in 1815, maar bevat ook oudere elementen.

Slide 4 - Tekstslide

1

Slide 5 - Video

01:16
Zoek art. 1 GW op. Hoe wordt dit verbod genoemd?

Slide 6 - Open vraag

De Grondwet
Eerste hoofdstuk van de Grondwet: grondrechten voor burgers. 
Het gaat om (1) rechten die burgers beschermen tegen de overheid en (2) rechten die zorgen dat burgers vrij zijn en een menswaardig bestaan kunnen leiden.
Grondrechten worden ook wel mensenrechten genoemd.

In de andere hoofdstukken van de Grondwet is beschreven hoe Nederland is georganiseerd. Het gaat over de taak en de positie van de koning, de samenstelling en taken van de regering en van de Staten-Generaal. 

Ten slotte is er een apart hoofdstuk in de Grondwet over rechtspraak en over provincies en gemeenten.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Is de onderstaande stelling juist of onjuist?
"De Grondwet kan niet gewijzigd worden."
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Staatsvorm en regeringsvorm
Om te kunnen spreken van een staat zijn drie kenmerken van belang:
1. Grondgebied
2. Inwoners 
3. Overheidsgezag

De staatsvorm zegt iets over hoe de verschillende bevoegdheden zijn verdeeld tussen de landelijke overheid en de lagere overheid zoals provincie en gemeente.

Bij de regeringsvorm gaat het om de vraag hoe de verhoudingen zijn geregeld tussen het landelijke bestuur en de volksvertegenwoordiging.

Slide 10 - Tekstslide

Staatsvorm van Nederland
Gedecentraliseerde eenheidsstaat

Nederland is een gedecentraliseerde eenheidsstaat:

Eenheidsstaat, want: de meeste regels die er gelden, gemaakt zijn door de centrale (landelijke) overheid in Den Haag.

Provincies en gemeenten zijn decentrale overheden. Deze decentrale (lokale) overheden kunnen ook zelfstandig regels maken. 





Slide 11 - Tekstslide

Staatsvorm van Nederland
Democratische rechtsstaat

Nederland is ook een democratische rechtsstaat: een staat waarin de burgers invloed hebben op de manier waarop Nederland wordt bestuurd en de macht van de overheid wordt beperkt door de wet.

Er zijn vier kenmerken van een rechtsstaat:
1. Legaliteitsbeginsel
2. Onafhankelijke rechter
3. Scheiding van de machten
4. Grondrechten voor de burgers



Slide 12 - Tekstslide

Democratie
Een democratie wil zeggen dat de inwoners van Nederland volksvertegenwoordigers kiezen die namens de inwoners wetten maken en de overheid controleren.




Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video


Wie mag er stemmen bij de Tweede Kamerverkiezing?


A
Alle mensen met een Nederlandse nationaliteit of een verblijfsvergunning die 18 jaar of ouder zijn.
B
Alle mensen met een Nederlandse nationaliteit die 18 jaar of ouder zijn of mensen met een verblijfsvergunning die 25 jaar of ouder zijn.
C
Alleen mensen met een Nederlandse nationaliteit die 18 jaar of ouder zijn.

Slide 15 - Quizvraag

Legaliteitsbeginsel
Eerste kenmerk rechtsstaat: legaliteitsbeginsel

Het handelen van de overheid is gebaseerd op een wet en wetten kunnen niet met terugwerkende kracht worden ingevoerd. Dit heet het legaliteitsbeginsel.



Slide 16 - Tekstslide

In welk artikel in de Grondwet wordt het legaliteitsbeginsel beschreven? Vul alleen een getal in.

Slide 17 - Open vraag

Onafhankelijke rechter
Tweede kenmerk rechtsstaat: onafhankelijke rechter

Bij overtreding van een wet door een burger of door de overheid oordeelt een onafhankelijke rechter wat het gevolg van die overtreding is. Een rechter is onafhankelijk omdat hij voor het leven wordt benoemd. Dat betekent dat de overheid een rechter niet kan ontslaan als zij het niet eens is met een uitspraak van de rechter. (zie: artikel 117 van de Grondwet). 

In artikel 113 van de Grondwet staat dat alleen de rechterlijke macht, en dus niet de overheid, een gevangenisstraf kan opleggen. 



Slide 18 - Tekstslide

Mag een rechter de doodstraf opleggen?
Tip: kijk in art. 114 GW
A
Ja
B
Nee

Slide 19 - Quizvraag

Scheiding der machten
Derde kenmerk rechtsstaat: scheiding der machten

In een rechtsstaat zijn de verschillende taken van de overheid verdeeld over verschillende overheidsinstellingen. Deze verdeling voorkomt dat alle taken worden uitgevoerd door één overheidsinstelling en verhindert misbruik van de macht.


Rechterlijke macht, bestuurlijke/uitvoerende macht en de wetgevende macht liggen dus in principe niet in handen van dezelfde groep mensen.

Wordt ook wel de 'trias politica’ of de ‘machtenscheiding van Montesquieu’ genoemd.




Slide 20 - Tekstslide

In Nederland kennen we geen zuivere machtenscheiding. Kun je raden waarom?

Slide 21 - Open vraag

Grondrechten voor de burgers
Vierde kenmerk rechtsstaat: grondrechten voor de burgers

Dit zijn de fundamentele vrijheden en rechten van burgers (zie hoofdstuk 1 van de Grondwet).





Slide 22 - Tekstslide

Regeringsvorm van Nederland
Koning Willem-Alexander is het staatshoofd van Nederland. Een ander woord voor koning is ‘monarch’. Dit woord komt uit het Grieks en betekent 'alleenheerser'. Een land met een koning (monarch) als staatshoofd heet daarom een monarchie.


In Nederland zijn de taken en bevoegdheden van de koning vastgelegd in de Grondwet en is de macht van de koning beperkt. Een ander woord voor Grondwet is ‘constitutie’. 

De regeringsvorm in Nederland is daarom een constitutionele monarchie: een monarchie die is gebaseerd op de Grondwet.




Slide 23 - Tekstslide

Parlementair stelsel
De regering (koning en ministers) in Nederland moet verantwoording afleggen aan de volksvertegenwoordiging: de Eerste en Tweede Kamer, ook wel Staten-Generaal of het parlement genoemd. Dit heet het parlementair stelsel







Slide 24 - Tekstslide

Koning
Taken van de Koning
De koning heeft ceremoniële taken: het vertegenwoordigen van Nederland tijdens staatsbezoeken in het buitenland en het ontvangen van andere staatshoofden om de banden met andere landen te versterken.

De koning heeft ook staatstaken: zo spreekt hij jaarlijks de Troonrede uit. In de Troonrede staat het beleid van de regering voor het komend jaar. De Troonrede schrijft de koning niet zelf, dat doen de ministers. 

De koning zet jaarlijks zijn handtekening onder zo'n 500 wetten en 3000 Koninklijke Besluiten. 

Nog belangrijk:
Onschendbaarheid van de koning: artikel 42 van de Grondwet. 
Dit betekent dat de minister, en niet de koning zélf, verantwoordelijk is voor het handelen van de koning.








Slide 25 - Tekstslide

Regering
De koning vormt samen met de ministers 
de regering (artikel 42 van de Grondwet). 
In artikel 43 en 46 van de Grondwet staat 
dat de ministers en staatssecretarissen bij 
Koninklijk Besluit worden benoemd. 
De ministers en staatssecretarissen samen
worden het kabinet genoemd.











Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Hoe worden de partijen genoemd die niet in de regering zitten?
A
oppositie
B
verkenner
C
coalitie
D
informateur

Slide 28 - Quizvraag

Regering
De regering bestuurt het land en maakt samen met de Staten-Generaal wetten.
De bestuurstaak van de regering is opgedeeld in verschillende werkterreinen. Iedere minister is verantwoordelijk voor zijn eigen werkterrein en geeft leiding aan zijn ministerie. 

Op verschillende ministeries zijn ook staatssecretarissen werkzaam. Staatssecretarissen zijn verantwoordelijk voor een deel van het beleid van dat ministerie, maar de minister van dit ministerie blijft politiek verantwoordelijk.

De ministers vergaderen iedere week op vrijdag in de ministerraadTijdens de ministerraad stellen ze het regeringsbeleid op hoofdlijnen vast.

De minister-president is voorzitter van de ministerraad. Een ander woord voor minister-president is premier. Hij is naar buiten toe het gezicht van de regering. Het kabinet draagt ook vaak zijn naam (zoals ‘Kabinet Rutte IV’).







Slide 29 - Tekstslide

Wie is onze premier Mark Rutte?
A
B
C
D

Slide 30 - Quizvraag

De Staten-Generaal
De Staten-Generaal telt 225 leden: 150 in de Tweede Kamer + 75 in de Eerste Kamer

Elke vier jaar zijn er verkiezingen voor de leden van de Staten-Generaal. 

De leden van de Tweede Kamer worden direct gekozen door de inwoners.

De leden van de Eerste Kamer worden indirect gekozen volgens artikel 55 van de Grondwet. Dit wil zeggen dat de inwoners van verschillende provincies volksvertegenwoordigers kiezen en dat deze provinciale volksvertegenwoordigers vervolgens de leden van de Eerste Kamer kiezen.








Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video

Een ander woord voor Staten-Generaal is ....

Slide 33 - Open vraag

Grondrechten
In hoofdstuk 1 van de Grondwet staan de grondrechten van de burgers van het Koninkrijk der Nederlanden. Er zijn twee soorten grondrechten:


- Klassieke grondrechten
- Sociale grondrechten







Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Video

Noem de grondrechten die jij al kent.

Slide 36 - Open vraag

Klassieke grondrechten
In artikel 1 tot en met 17 van de Grondwet (GW) staan de klassieke grondrechten. Dit zijn de vrijheidsrechten van de burger. Deze rechten beschermen tegen inmenging van de overheid.


Voorbeelden van klassieke grondrechten zijn:

- Gelijke behandeling en discriminatieverbod (artikel 1 GW)
- Kiesrecht (artikel 4 GW)
- Vrijheid van godsdienst (artikel 6 GW)
- Vrijheid van meningsuiting (artikel 7 GW)
- Vrijheid van vergadering en betoging (artikel 9 GW)
- Recht op privacy (artikel 10 GW)
- Vrijheidsontneming (artikel 15 GW)


Slide 37 - Tekstslide

Sociale grondrechten
In artikel 18 tot en met 23 van de Grondwet (GW) staan de sociale grondrechten
Deze rechten bieden geen vrijheidsrecht of gelijkheidsrecht, maar geven de opdracht aan de overheid om zaken te regelen.

Voorbeelden van sociale grondrechten zijn:

- Zorgen voor werkgelegenheid (artikel 19 GW)
- Zorgen voor welvaart en sociale zekerheid (artikel 20 GW)
- Zorgen voor goede volksgezondheid en woongelegenheid (artikel 22 GW)



Slide 38 - Tekstslide

Opdrachten
De opdrachten die horen bij hoofstuk 2:


Opdracht 1 t/m 8

Slide 39 - Tekstslide

EINDE

Slide 40 - Tekstslide