Voeding P3.4 Vetten

Voeding P3.4 Vetten
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
VoedingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Voeding P3.4 Vetten

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik vorige les Koolhydraten

Inleveren huiswerk via mail
timer
3:00

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen enkelvoudige en meervoudige koolhydraten?

Slide 3 - Open vraag

enkelvoudige koolhydraten snel afgebroken. Kenmerken van enkelvoudige koolhydraten zijn verder dat ze zorgen voor een snelle stijging van de bloedsuikerspiegel.

Het afbreken van meervoudige koolhydraten door het lichaam kost meer tijd. Meervoudige koolhydraten bestaan uit meerdere enkelvoudige koolhydraten 
Wat is het verschil is tussen verteerbare en onverteerbare koolhydraten?

Slide 4 - Open vraag

Los van bovenstaande verdeling is er nog een andere belangrijke verdeling in koolhydraten, namelijk de verteerbare en onverteerbare koolhydraten. In vaktermen worden die ook wel glycemische (verteerbare) als niet-glycemische (niet-verteerbare) koolhydraten genoemd.
Beide vormen zitten in voeding. Verteerbare koolhydraten worden door het lichaam goed verwerkt en inderdaad omgezet tot energie. Maar niet-verteerbare koolhydraten worden niet door het lichaam opgenomen, vormen ook geen energiebron. Het zijn voedingsvezels. Wel zijn ze belangrijk voor de functie van de darmen.
Welke koolhydraten zijn verteerbaar? Het gaat dan om glucose, galactose, fructose, zetmeel en maltose.
Onverteerbare koolhydraten (voedingsvezels) zijn: resistent zetmeel, pectine, (hemi)cellulose, resistente oligosachariden (waaronder FOS) en betaglucanen.
 
Hoe veel energie leveren koolhydraten
A
4kcal
B
9kcal
C
5kcal
D
3kcal

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Koolhydraten worden omgezet tot:

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar wordt glucose opgeslagen?

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar wordt glucose opgeslagen als de spier -en levercellen vol zitten?

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vetten

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Functie van vetten
  1. bouwstof hormonen
  2. Isolatie & bescherming
  3. Energie, opslag van vet is energiereserve
  4. Structuur van celmembraam
  5. Nodig voor vet oplosbare vitamines ADEK
  6. Belangrijkste bron voor de ontwikkeling van de hersenen, ogen en zenuwstelsel
  7. levert 9kcal 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vetten
1. Verzadigde vetten (boter, volle rauwe melk, kokosvet, vlees)

2. Onverzadigde vetten -> enkelvoudig = omega 9 (olie & noten)
2. Onverzadigde vetten -> meervoudig = Omega 3, Omega 6 (vis, lijnzaad)

3. Transvetten = gemaakt in een fabriek. Gaan langer mee. lichaamsvreemde vetten. 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In welke producten vinden we veel transvet?
timer
3:00

Slide 13 - Open vraag

koekjes, bladerdeegproducten, chips, snoep
margarine en halvarine
gebak, cake
frituurvet en gefrituurd voedsel gebakken in hard vet
diepvriesproducten: kroketten, kaassoufflés, frikadellen, patat
koffiemelkpoeder
pizza’s
veel kant-en-klaar maaltijden
instant mixen en -sauzen
Vertering van vetten
  1. Voeding 
  2. Spijsverteringskanaal: emulgeren van vetten = kleiner maken
  3. Darmen: opname van vetzuren 
  4. Lever: Opslag vetten & verbranding van vetten
  5. Bloed: Opslag van vetten & verbranding van vetten in weefsels
  6. Uitscheidingsorganen: water

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zoek op: Wat is cholesterol en schrijf in je eigen woorden op
timer
3:00

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Is cholesterol slecht?
A
Ja
B
Nee

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Cholesterol

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Als je naar het plaatje kijkt, wat gebeurt er als je te veel cholesterol hebt?
A
Bloedvaten worden dunner
B
Bloedvaten slippen dicht
C
Kans op hart en vaatziekte neemt toe
D
Vaten worden minder flexibel

Slide 18 - Quizvraag

Wanneer je teveel cholesterol in je lichaam hebt zitten, zal dit zich gaan vestigen aan de binnenkant van je bloedvaten. Hierdoor w orden de bloedvaten dunner en kunnen in extreme gevallen dicht gaan slippen. Een van de meest voorkomende gevolgen van te hoge cholesterol is dat de kans op hart en vaatziekten aanzienlijk zal toenemen.
Zoek op: Wat is LDL & HDL
timer
5:00

Slide 19 - Open vraag

HDL en LDL
Bloed bestaat voor meer dan de helft uit water. Daarom heeft het bloed moeite om het vettige cholesterol te vervoeren. In de lever wordt cholesterol gekoppeld aan een eiwit of proteïne. De koppeling van cholesterol met een transporteiwit heet een lipoproteïne. Het voorvoegsel 'lipo' verwijst naar de term voor een vetstof: lipide.
Er zijn twee soorten lipoproteïnes: Hoge-Dichtheids-Lipoproteïnes en Lage-Dichtheids- Lipoproteïnes, ofwel HDL en LDL. Het onderscheid is belangrijk omdat het effect tegengesteld is. Een hoog HDL-gehalte in het bloed maakt de kans op slagaderziekte kleiner, een hoog LDL-gehalte maakt die kans juist groter. Dat komt omdat HDL en LDL een andere functie hebben. LDL vervoert cholesterol van de lever door het lichaam, HDL is een soort stofzuiger en brengt overtollige cholesterol weer terug naar de lever om te worden afgebroken.
Huiswerk
  1. Je hoort vaak dat kokosvet erg gezond is om in te bakken/ braden. Leg uit waarom dit antwoord klopt of niet klopt  
  2. Zou je eerder kiezen voor harde margarine of halvarine? Waarom kies je daarvoor?
  3. Waarom is olijfolie een betere keuze dan roomboter om eten mee te bereiden?
  4. Hoe ontstaat cholesterol?
  5. Hoe kom je van Cholesterol af?



Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies