4.2-2Les Chemische Reacties

Deze les
Herhaling reactieschema's

Uitleg reactievergelijkingen

Oefenen reactievergelijkingen

Bespreken reactievergelijkingen
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Deze les
Herhaling reactieschema's

Uitleg reactievergelijkingen

Oefenen reactievergelijkingen

Bespreken reactievergelijkingen

Slide 1 - Tekstslide

Reactieschema
Bij elke chemische reactie kan een reactie schema opgesteld worden. Een goede reactie schema heeft de volgende componenten:
1: De stofnamen zijn uitgeschreven
2: De fases van de stoffen staan genoteerd achter de stoffen
3: Eerst schrijf je de reactanten op (de stoffen die reageren), gevolgd door een pijl, en als laatst de producten die gevormd worden bij de reactie.

Bijvoorbeeld: Koolstof (s) + Zuurstof (g) -> Koolstofdioxide (g)

Slide 2 - Tekstslide

In een katalysator van een auto van een auto wordt het milieuonvriendelijke stikstofoxide ontleed in de stoffen stikstof en zuurstof. Geef het reactieschema met toestandsaanduidingen.

Slide 3 - Open vraag

Reactieschema
Het goede antwoord is:

Stikstofoxide (g) -> zuurstof (g) + stikstof (g)

Slide 4 - Tekstslide

Reactievergelijkingen
Behalve reactieschema's, kunnen er ook reactievergelijkingen worden opgesteld.
Een reactievergelijking heeft twee belangrijke verschillen ten opzichte van een reactie schema.
1: De chemische stoffen worden genoteerd met hun molecuulformule.
2: De massaverhoudingen moeten kloppend gemaakt worden.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Water kan reageren met natrium. Hierbij onstaat het brandbare gas waterstof en een natriumhydroxide-oplossing: NaOH.

Stel hierbij een reactievergelijking op inclusief de fasetoestanden en kloppende verhoudingen.

Slide 8 - Open vraag

Reactievergelijkingen
Het antwoord wordt: 2 H2O (l) +2 Na (s) -> H2 (g) + 2NaOH (aq)

Maar hoe hebben we dat gedaan?

Slide 9 - Tekstslide

Reactievergelijkingen
H2O (l) + Na (s) -> H2 (g) + NaOH (aq)
Na
O
H
Eerst noteer je de reactie vergelijking. Vervolgens zet je de aanwezige elementen eronder, in volgorde van minste naar meeste aanwezig.

Slide 10 - Tekstslide

Reactievergelijking
H2O (l) + Na (s) -> H2 (g) + NaOH (aq)
Na
O
H
Vervolgens controleer je stap voor stap of de hoeveelheid aanwezige atomen kloppen. Klopt dit niet? Dan pas je de hoeveelheid aan, en begin je weer van boven.

Slide 11 - Tekstslide

Reactievergelijking
H2O (l) + Na (s) -> H2 (g) + NaOH (aq)
1 Na 1
O
H
Eerst bij natrium: zowel links als rechts zijn er 1 natrium atoom aanwezig.

Slide 12 - Tekstslide

Reactievergelijking
H2O (l) + Na (s) -> H2 (g) + NaOH (aq)
1 Na 1
 1 O 1
H
Vervolgens bij zuurstof: zowel links als rechts zijn er 1 zuurstof atoom aanwezig.

Slide 13 - Tekstslide

Reactievergelijking
H2O (l) + Na (s) -> H2 (g) + NaOH (aq)
1 Na 1
 1 O 1
2 H 3
Bij Waterstof zien we dat het mis gaat. Links van de pijl zijn er twee waterstof atomen, maar rechts van de pijl in totaal 3.
Hier moet dus iets veranderd worden.

Slide 14 - Tekstslide

Reactievergelijking
H2O (l) + Na (s) -> 1/2 H2 (g) + NaOH (aq)
1 Na 1
 1 O 1
2 H 2
Door te H2 te vermenigvuldigen met 1/2 klopt de verhouding hier weer. Alleen mogen er geen breuken in een antwoord staan van een reactievergelijking.

Slide 15 - Tekstslide

Reactievergelijking
2 H2O (l) + 2 Na (s) -> 1 H2 (g) + 2 NaOH (aq)
2 Na 2
 2 O 2
4 H 4
Dus door alles met 2 te vermenigvuldigen haal je de breuken weg, en klopt het antwoord weer.

Slide 16 - Tekstslide

Reactievergelijkingen
Huiswerk 23VT

24 tot en met 31

Slide 17 - Tekstslide

Reactievergelijkingen
Huiswerk 3V

21 tot en met 28

Slide 18 - Tekstslide