Didactiek Leereenheid 9 Les 1

Leereenheid 9
Leertheorieën
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
DidactiekMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Leereenheid 9
Leertheorieën

Slide 1 - Tekstslide

Wat is leren?
Rijping vs leren

Rijping: min of meer autonome ontwikkeling van het menselijk lichaam.

Leren: proces waarbij onder invloed van oefening of het opdoen van ervaring een relatief permanente verandering ontstaat.

Slide 2 - Tekstslide

Wat heeft te maken met de ontwikkeling van het menselijk lichaam:
A
Rijping
B
Leren

Slide 3 - Quizvraag

Kenmerken van rijping
Rijping:
  • Heeft dus te maken met de ontwikkeling van het menselijk lichaam (spiergroei, baardgroei, tanden wisselen etc.)
  • Staat onder invloed van allerlei omgevingsfactoren (Voeding & milieu 

Slide 4 - Tekstslide

Kenmerken van leren
Leren:
  • Leren wordt gezien als een effect van oefening of ervaring opdoen, waarmee leereffecten als gevolg van enkel en alleen rijpingsprocessen worden uitgesloten
  • Leereffect moet waarneembaar zijn
  • Min of meer pemanentem duurzame verandering plaatsvinden
  • Er is sprake van transfer

Slide 5 - Tekstslide

Rijping VS leren
Rijping
Leren
Baard in de keel 
De pushtechniek bij hockey
Haargroei
Lezen
Menstruatie
Rekenen

Slide 6 - Sleepvraag

Samenhang tussen rijping en leren
Samenhang:

  • Leren is het meest effectief in de zogenaame gevoelige periode
  • Het tempo van rijping is voor iedereen min of meer verschillend
  • Als een kind een bepaalde rijpingsgraad (bepaalde ontwikkeling door hebben gemaakt nog niet bereikt heeft, dan heeft oefenen geen enkele zin

Slide 7 - Tekstslide

Vormen van leren
  1. Sociaal-affectief, cognitief & motorisch leren
  2. Intentioneel & incidenteel leren


Slide 8 - Tekstslide

Intentioneel VS incidenteel leren
Intentioneel leren:
  • Gevolg van een bewuste, doelgerichte activiteit. In dit verband wordt er gesproken over een gesloten (beweging)situatie. 

Incidenteel leren:
  • Treedt als het ware vanzelf op als gevolg van ervaringen op gedaan in een bepaalder (beweging)situatie. Treedt meestal op in open situaties 

Slide 9 - Tekstslide

Zoek een foto op het internet die het intentioneel leren weergeeft.

Slide 10 - Open vraag

Hier zie je een speelhal afgebeeld.
Vindt hier over het algemeen intentioneel leren of incidenteel leren plaats en waarom?

Slide 11 - Open vraag

Sociaal affectief leren
Gaat over:
  • Samenwerken
  • Assertiviteit
  • Kritiek geven en ontvangen
  • Fair Play
  • Accepteren, incasseren
Houdt in:
Het leren beheersen van sociaal-affectieve vaardigheden, die men voorheen niet beheerste, door oefening of het opdoen van ervaring.
Voorbeelden: samenwerken, luisteren, initiatief nemen, om kunnen gaan met winst en verlies, om kunnen gaan met (positieve en negatieve) kritiek.

Slide 12 - Tekstslide

Sociaal-affectieve doelstellingen
  • Lastig te behalen/bereiken
  • Zijn vaak moeilijker te concretiseren.
  • Resultaat is moeilijker te meten.
  • Bijna altijd betrekking op de langere termijn.
  • Vele factoren bepalen het uiteindelijke resultaat. (thuissituatie, school etc.)

Slide 13 - Tekstslide

Welk van de volgende antwoorden hoort niet bij het sociaal-affectief leren tijdens een tikspel?
A
Toegeven dat je af bent
B
Weten dat je na 5 keer tikken, een nieuwe tikker moet kiezen
C
Samenwerking tussen 2 tikkers
D
Nieuwe tikker kiezen

Slide 14 - Quizvraag

Cognitief leren
  • Gaat over kennis van en inzicht:
  • Gezondheid en hygiëne
  • Spelregels
  • Tactiek
  • Techniek en methodiek
  • Voorbeelden:
  • Analyseren van de techniek van de schoolslag
  • Samenstellen van de methodiek van de lay-up

Slide 15 - Tekstslide

Omgaan met winst en verlies valt onder
A
Cognitief leren
B
Incidenteel leren
C
Sociaal affectief leren
D
Motorisch leren

Slide 16 - Quizvraag

Weten naar welk honk je de bal het beste kunt gooien bij honkbal
A
Cognitief leren
B
Incidenteel leren
C
Sociaal affectief leren
D
Motorisch leren

Slide 17 - Quizvraag

Als lesgever moet je rekening houden met de verschillende leerstijlen van de deelnemers als het om cognitie gaat. Wat bedoelen we daar eigenlijk mee? Noem een voorbeeld

Slide 18 - Open vraag

Fasen van het motorische leerproces

Slide 19 - Tekstslide

Kwantiteit van de les
dosering
frequentie
variatie
hoeveelheid
aantal herhalingen
veranderingen
intensiteit, arbeid-rustverhouding

Slide 20 - Tekstslide

Dosering
  • aantal bewegingsvormen moet overeenstemmen met de fase van het motorische leerproces.
  • vermoeidheid beïnvloedt het leereffect negatief.
  • massed practice: veel herhalingen/weinig rust.
  • distributed practice: korte oefenmomenten afgewisseld met rustmomenten.
  • A-cyclisch bewegingsverloop kun je volstaan met korte pauzes tussen de oefenmomenten.
  • Cyclische bewegingen is het beter om wat langere rustperiode in te lassen.

Slide 21 - Tekstslide

Frequentie
  • Resultaat van veel herhalen is dat bewegingen min of meer geautomatiseerd gaan verlopen.

  • Optimale aantal herhalingen is afhankelijk van veel factoren:
  1. Aard van de aan te leren beweging.
  2. Niveau waar de beweging beheerst moet worden.
  3. Aard van de deelnemer.

Slide 22 - Tekstslide

  • Variatie
Is vanuit verschillende oogpunten belangrijk:

  • Enerzijds werkt variëren stimulerend en vergroot het de motivatie;
  • Anderzijds is het noodzakelijk om tot automatisering en stabilisatie te komen.

Slide 23 - Tekstslide

Welk van onderstaande antwoorden hoort niet bij de kwantiteit van de les?
A
omstandigheden
B
variatie
C
frequentie
D
dosering

Slide 24 - Quizvraag

Veel variëren werkt demotiverend
A
juist
B
onjuist

Slide 25 - Quizvraag