stam + t

werkwoorden in de tegenwoordige tijd 

Vandaag leer je de stam van een werkwoord bepalen en deze juist op te schrijven
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpellingBasisschoolGroep 6,7

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

werkwoorden in de tegenwoordige tijd 

Vandaag leer je de stam van een werkwoord bepalen en deze juist op te schrijven

Slide 1 - Tekstslide

stam bepalen van een werkwoord is altijd de ik-vorm

lopen - ik loop
zingen - ik zing
binden - ik bind

Slide 2 - Tekstslide

onderwerp       persoonsvorm tt
       ik..., ....jij?                                            stam
       jij...                                                        stam + t
      hij, zij, het                                           stam + t
      wij, zij (mv), jullie                             hele werkwoord
     

Slide 3 - Tekstslide

Ik word ziek.
Word jij ook ziek? 
Hij beantwoordt mijn vraag niet. 

Slide 4 - Tekstslide

voorbeeld

Slide 5 - Tekstslide

Ik ..... de kaarten (schudden)
Wat is de stam?
A
schud
B
schudt
C
schut

Slide 6 - Quizvraag

Hij ....... de kaarten (schudden).
A
schud
B
schudt
C
schut

Slide 7 - Quizvraag

....... jij de kaarten? (schudden)
A
Schud
B
Schudt
C
Schut

Slide 8 - Quizvraag

Ik ............ mijn zusje. (bevrijden)
A
bevrijd
B
bevrijdt
C
bevrijt

Slide 9 - Quizvraag

Mijn broer ...... me. (bevrijden)
A
bevrijd
B
bevrijdt
C
bevrijt

Slide 10 - Quizvraag

.......... jij de hond? (bevrijden)
A
Bevrijd
B
Bevrijdt
C
Bevrijt

Slide 11 - Quizvraag